Door Rebecca Marcussen
Saliha OsmanoviÄ is niet de enige die op YouTube heeft gezien hoe haar man en kind werden doodgeschoten door Servische troepen. In feite was dit een veel voorkomende gebeurtenis. Tussen 11 en 22 juli 1995 werden er talloze video’s van de Srebrenica Genocide gemaakt, terwijl de internationale gemeenschap niets productiefs deed om het te stoppen.
Context
De oprichting van Joegoslaviƫ in 1918 betekende een nieuw begin voor de Balkan. Ondanks een lange geschiedenis van spanningen waren de etnische nationaliteiten van de regio nu verenigd. Onder Josef Broz Tito, de president van Joegoslaviƫ tussen 1953 en 1980, waren de etnische spanningen met minimaal geweld onderdrukt. Echter, na zijn dood steeg het etnisch nationalisme en in 1991 riepen Sloveniƫ en Kroatiƫ onafhankelijkheid uit. Op dat moment bestond Bosniƫ voornamelijk uit drie etnische groepen: Bosnische moslims (44%), Serviƫrs (31%) en Kroaten (17%). Uiteindelijk besloot Bosniƫ zijn eigen referendum te houden om te stemmen over het uitroepen van onafhankelijkheid in 1992. Er werd besloten dat de meerderheid van elke etnische bevolkingsgroep voorstander moest zijn om Joegoslaviƫ te verlaten. Hoewel de Serviƫrs tegen stemden, riepen de Bosnische leiders onder druk van de Europese Gemeenschap (nu bekend als de Europese Unie) toch de onafhankelijkheid uit. Voor veel Serviƫrs bevestigde dit het idee dat ze in een onafhankelijk Bosniƫ als tweederangsburgers zouden worden behandeld. Vanwege de groeiende onveiligheid onder de Servische bevolking werden veel milities opgericht. Vanuit hun perspectief was etnisch geweld de enige manier om de Serviƫrs en hun rechten in Bosniƫ veilig te stellen. Het doel van de milities was om genoeg grondgebied te veroveren om zelfstandig in Bosniƫ te kunnen leven. Toenemend geweld en conflict markeerden het begin van de Bosnische oorlog op 5 april 1995.
Wat leidde tot de genocide in Srebrenica?
Sinds 1992 was Srebrenica overspoeld met vluchtelingen en gewonden en werd het voortdurend beschoten door Servische strijdkrachten. De berichtgeving over de oorlog leidde tot publieke woede en de Verenigde Naties werden bekritiseerd vanwege hun gebrek aan actie. Vanwege de snel verslechterende leefomstandigheden in Srebrenica en vele andere steden, riep de VN-Veiligheidsraad ‘veilige gebieden’ uit in heel BosniĆ«. De VN-beschermingstroepen (UNPROFOR) werden naar Srebrenica gestuurd voor humanitaire hulp. Op 11 juli 1995 stortte Srebrenica in en werd het overgenomen door Servische strijdkrachten. Op 12 juli hadden de Servische strijdkrachten de Bosnische moslimmannen en -jongens gescheiden van de rest van de bevolking. De volgende dag werd hun valselijk veilig transport naar een andere stad aangeboden door Ratko MladiÄ, commandant van de hoofdstaf van het leger van de Republika Srpska. 30 bussen vervoerden de mannen en jongens naar een nabijgelegen stad genaamd Kladanj. Bij aankomst wisten sommigen het bos in te vluchten, terwijl de anderen werden opgesloten in een gebouw dat het Witte Huis heette. Persoonlijke bezittingen werden in beslag genomen en werden verbrand door Servische strijdkrachten. De wereld bleef maar toekijken hoe tussen 11 en 22 juli een reeks massamoorden plaatsvond. Uiteindelijk werden ongeveer 8.000 jongens en mannen vermoord en in massagraven geplaatst. Zelfs nadat hij schuldig is bevonden aan genocide en andere misdaden, blijft MladiÄ nog altijd weigeren om de locatie van veel van deze massagraven bekend te maken.
Als de VN erbij betrokken was, hoe heeft dit dan kunnen gebeuren?
De verwachting zou zijn dat er na de Tweede Wereldoorlog, mechanismen en procedures zouden zijn ingesteld om genocide en misdaden tegen de menselijkheid te voorkomen. De genocide in Srebrenica herinnert ons er echter aan dat de internationale gemeenschap onvoldoende is voorbereid om met dit soort situaties te kunnen omgaan. Sinds 1995 zijn er talloze acties geweest, of het gebrek daaraan, die geĆÆdentificeerd zijn en algemeen beschouwd worden als een mislukking in het voorkomen, en in sommige gevallen, het helpen van Servische troepen bij het uitvoeren van hun plannen voor etnische zuivering. Hier zullen alleen de belangrijkste drie worden besproken.
De rol van de VN bij het instellen van de voorwaarden voor genocide
Achteraf gezien waren er veel vroege waarschuwingen die de VN negeerden. Ondanks het feit dat ze op de hoogte waren van de lange geschiedenis van etnisch geweld en haat in de regio, werd er in de beginfase van de Bosnische oorlog nauwelijks genoeg gedaan om een dergelijke, nu schijnbaar onvermijdelijke, gebeurtenis te voorkomen. De inactiviteit van de VN-Veiligheidsraad en andere internationale actoren maakte het mogelijk de weg te bereiden voor juli 1995. De VN, die druk bezig waren met de Golfoorlog, dachten dat hun hulp niet nodig was en dat de Europese Gemeenschap de situatie beter zou aanpakken. Dat was niet het geval. West-Europese staten waren te veel gefocust op de kosten van interventie en wilden er niet bij betrokken raken. Groot-BrittanniĆ«, onder Margaret Thatcher, verzette zich tegen veel ideeĆ«n voor militaire actie omdat dit de eigen troepen in gevaar zou brengen. Bovendien was de internationale gemeenschap zich zeer bewust van de groeiende spanningen en kwamen er veel rapporten uit over etnisch geweld in de regio. Toch werd er niets gedaan. Tadeusz Mazowiecki, de eerste democratisch gekozen premier van Polen, zei in 1993: āTelkens als er een mogelijkheid was voor een doeltreffende actie, greep een bepaalde westerse staatsman in om dit te voorkomenā.
Toen de VN zich er wel mee ging bemoeien, leidde dat uiteindelijk tot meer problemen. In september 1991 werd een wapenembargo ingesteld tegen Joegoslaviƫ in een poging om het geweld te beperken. De VN voerde deze beslissing uit zonder enig inzicht over de regio. De Servische strijdkrachten hadden, in tegenstelling tot de Kroaten en Bosnische moslims, de meeste van hun wapens uit het voormalige Joegoslavische leger gekregen en werden daarom niet getroffen door dit embargo. Terwijl de andere etniciteiten geen wapens meer hadden om zich te verdedigen. Dit voordeel moedigde de Serviƫrs aan om gewelddadiger te worden. Samen met de terughoudendheid van de internationale gemeenschap om militair in te grijpen, lieten de Serviƫrs het geweld escaleren wetend dat er geen repercussies zouden zijn.
Tot slot maakten de ‘veilige zones’ zoals Srebrenica de moslims in BosniĆ« kwetsbaarder. Elke veilige zone verwelkomde een groot aantal moslimvluchtelingen. Helaas maakte dit van hen gemakkelijke doelwitten voor de Servische strijdkrachten. Alle veilige zones kregen te maken met zware bombardementen en afschuwelijke humanitaire crisissen. Zoals Anne Mulder heeft uitgelegd āwerd dit alles gecontroleerd door de Bosnische ServiĆ«rsā. Alle voorraden zoals voedsel, brandstof en medicijnen die naar de veilige zones gingen, werden tegengehouden en in beslag genomen door de Servische strijdkrachten, waardoor de levensstandaard van de mensen die daar hun toevlucht zochten, dramatisch verslechterde.
Het falen van UNPROFOR
De vredestroepen die de VN hadden gestuurd, waren onvoorbereid, slecht voorzien en konden op basis van hun mandaat geen geweld voorkomen. UNPROFOR werd in 1992 door de VN-Veiligheidsraad opgericht. Zijn mandaat bestond uit het demilitariseren van beschermde gebieden, het beschermen van burgers en het terugtrekken van strijdkrachten. De UNPROFOR was al met al niet succesvol en kon niet veel doen om de Servische strijdkrachten tegen te houden. Ze hadden niet genoeg wapens en mochten geen geweld gebruiken. Dit betekende dat ze zichzelf of burgers niet konden beschermen toen de ServiĆ«rs Srebrenica bestormden. Sommige VN-troepen werden in gijzeling genomen, anderen werden gedwongen om vluchtelingen over te dragen. Hun mandaat, net als dat van vredeshandhavers, stond alleen het gebruik van geweld toe voor zelfverdediging, niet voor interventie. Hierdoor was Srebrenica slecht beveiligd en konden de Servische troepen in juli hun genocideplannen uitvoeren. Henk van der Berg herinnert zich het gevoel van hopeloosheid dat hij en veel andere UNPROFOR-troepen voelden: ā[de] ServiĆ«rs waren nog steeds in het bos op jacht naar vluchtelingen. Maar op dat moment voelden we ons allemaal verdoofd door de situatieā. Voor velen was het enige wat ze konden doen, of mochten doen, het toekijken terwijl het bloedbad zich voltrok.
De passieve en niet-coƶperatieve houding van de NAVO
De NAVO raakte pas bij het conflict betrokken onder druk van de VN en de publieke opinie. Vanaf 1992 werkte de NAVO nauw samen met de VN. Aanvankelijk hielp ze alleen met vredesoperaties en het beschermen van VN-troepen. Er ontstond echter al snel wrijving tussen de twee organisaties. Willy Claes, de toenmalige secretaris-generaal van de NAVO, gaf commentaar op de VN in BosniĆ« door te zeggen: āAls wij de regels voor onze militaire operatie niet kunnen bepalen, zullen ze andere idioten moeten vinden om vredeshandhaving te ondersteunen.ā Het conflict tussen de twee kwam vooral voort uit het gebruik van luchtmacht. De VN wilden de lucht sluiten om de VN-troepen te beschermen, terwijl de NAVO luchtaanvallen wilde gebruiken tegen de posities en bases van de Bosnische ServiĆ«rs. De betrokkenheid van de NAVO hielp niet de genocide te voorkomen of het geweld te stoppen. Pas na juli, met 8.000 doden en 30.000 vermisten, ging de NAVO over tot militaire actie. De betrokkenheid van de NAVO was uiteindelijk niet productief en hielp niet om de genocide in Srebrenica te voorkomen en de Bosnische moslims te beschermen.
Tijd om te reflecteren en te doen
De genocide in Srebrenica is een van de ergste gruweldaden in Europa na de Tweede Wereldoorlog en had volledig voorkomen kunnen worden. Ondanks de aanwezigheid van internationale organisaties en vredeshandhavers werden vroege waarschuwingen genegeerd en werd er onvoldoende actie ondernomen. De internationale gemeenschap keek toe en greep niet op tijd in, wat resulteerde in de dood en verdrijving van duizenden onschuldige Bosniƫrs. De genocide in Srebrenica blijft een vlek op de internationale gemeenschap en het Europese continent en herinnert ons eraan wat er gebeurt als we niet waakzaam zijn. Het heeft vraagtekens gezet bij de rol en het vermogen van internationale organisaties om genocide en etnisch geweld te voorkomen.
Na Srebrenica is de internationale gemeenschap gedwongen om haar eigen fouten aan de kaak te stellen en actie te ondernemen om rechtvaardigheid te bereiken. De ‘Responsibility to Protect’-doctrine uit 2005 is deels ontstaan naar aanleiding van de genocide. R2P herinnert ons aan onze verantwoordelijkheid en de noodzaak om in te grijpen wanneer we met dit soort kwesties worden geconfronteerd. Het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige JoegoslaviĆ« heeft tot voor kort talrijke personeelsleden van de Servische strijdkrachten veroordeeld voor hun betrokkenheid bij en het plannen van genocide. Zelfs na zijn ontbinding in 2017 heeft het ICTY, nu het Internationale Restmechanisme voor Straftribunalen, Ratko MladiÄ in 2020 veroordeeld. Er blijft echter Ć©Ć©n vraag over: āWelke waarde heeft rechtvaardigheid 25 jaar later, als het onrecht gemakkelijk eerder voorkomen had kunnen worden?ā Voor velen kwam de oprichting van het ICTY en de ontwikkeling van R2P te laat.
De internationale gemeenschap, of dat nu organisaties, staten of het publiek zijn, moet leren van haar fouten. De verantwoordelijkheid om in te grijpen moet niet alleen bij de VN liggen, maar bij ons allemaal. We moeten op de hoogte blijven en in actie komen wanneer deze gewelddaden plaatsvinden. We moeten blijven leren van onze fouten en onthouden dat we niemand mogen achterlaten. āNooit meerā.
Foto: Magdalena Otterstedt via Unsplash