De verkiezingen van 2021 bracht een naoorlogs record voort: 17 partijen wisten een plekje te bemachtigen in de Tweede Kamer. Onder deze partijen bevinden zich verrassend veel kleine partijen en nieuwkomers. JA21, Volt, BoerBurgerBeweging en Bij1 hebben één of drie zetels behaald en zullen zich de komende vier jaar voor het eerst moeten bewijzen in Den Haag. Naast deze zegevierende partijen, zijn er ook een reeks kleine en nieuwe partijen die het parlement niet gehaald hebben. De kieslijst lijkt zich elk jaar weer uit te breiden en de opties zijn talloos, maar in wat voor licht moeten we deze ontwikkeling zien en wat levert het de kiezer op?
Allereerst roept het bestaan van deze kleinere partijen op of het verstandig is om op hen te stemmen. De vraag “Is het het waard om op een kleine partij te stemmen?” zet zich grotendeels om in “Stemt men wel of niet strategisch?” Dit houdt in dat er niet wordt gestemd op de voorkeurspartij, maar op een tactischere tweede keus. In het geval van de nieuwkomers is dit proces veelal fataal. Doordat er niet gehandeld wordt vanuit een idealistisch oogpunt gaan er kiezers verloren die zich wel aangetrokken voelen tot nieuw geluid, maar simpelweg niet genoeg vertrouwen hebben in de invloed ervan. Zodoende is de simpelste verklaring voor tactisch stemgedrag de angst onder de kiezer voor een verspilde stem. Maar is dit een terecht argument? Nederland maakt geen gebruik van een tweepartijenstelsel zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Ons kiessysteem kenmerkt zich door evenredige vertegenwoordiging, waaruit volgt dat stemmen op een nieuwkomer of kleine partij wel degelijk van belang is. Toch moet de relevantie van de strategische stem niet worden weggecijferd. Kiezen in Nederland is een gefaseerd proces. “Burgers kiezen de Tweede Kamer, maar de samenstelling van het parlement werkt door bij de vorming van het kabinet. Stemmen is dus niet alleen een kwestie van representatie […], maar ook een aanwijzing voor de gewenste machtsverhoudingen,” legt Hoogleraar Joop van Holsteijn uit, betrokken bij het Nationaal Kiezersonderzoek in 2010. Kortom, de strategische stemmer hecht meer waarde aan de fase waarin de machtsverhoudingen worden vastgesteld, terwijl de niet-strategische stemmer een gokje durft te wagen op een kleine partij in het belang van representatie.
De toename in deelnemende partijen leidt tot fragmentatie in de kamer en beïnvloedt de werking van de regering en de Kamer. Een graadmeter voor de fragmentatie is de ‘effectieve partijen coëfficiënt’; deze wordt hoger naarmate er meer partijen komen én als de zetelverdeling gelijkmatiger is. De afgelopen jaren is deze coëfficiënt gestaag toegenomen en is de fragmentatie in Nederland hoog, bekeken vanuit internationaal perspectief. Dit proces brengt ook zorgen met zich mee. De grote hoeveelheid fracties zou het regeren namelijk kunnen bemoeilijken. Dit start al bij de kabinetsformatie; de talloze opties zorgen voor een lang formatieproces, wat vooral te midden van een pandemie problematisch is. Daarentegen zorgt een hyper-gedifferentieerde kamer wel voor meer diversiteit en representativiteit. Succesvolle kleine partijen wijken met hun partijprogramma’s vaak radicaal af van de gevestigde orde, of benadrukken een bepaald doel. Zo ambieert Volt een intensieve Europese samenwerking en is Bij1 een sterk anti-discriminatie partij. Het succes van deze debuterende partijen is een teken van de behoefte van mensen aan een meer diverse vertegenwoordiging of aandacht voor de specifieke kwesties. Ondanks het beperkte aantal zetels blijken zij toch effectief te zijn in het onder de aandacht brengen van hun brandpunt, omdat dit bij andere partijen lager op de agenda staat. Stemmen op een kleine partij kan zo toch waardevol zijn voor de kiezer die zich niet gerepresenteerd voelt door het huidige aanbod van partijen.
De zendtijd die politieke partijen krijgen, wordt bepaald door het Commissariaat van de Media, waardoor – in verkiezingstijd – alle deelnemende partijen recht hebben op zendtijd op NPO. Alleen de grootste partijen worden echter uitgenodigd voor de verkiezingsdebatten en interviews met groot publiek. Vanaf februari kwam de VVD in maar liefst 80% van de items over verkiezingen voor, daarna volgden de andere coalitiepartijen en grootste oppositiepartijen, waardoor er een ‘media dictatuur’ lijkt te heersen van de acht grootste partijen. Dit creëert een extra hindernis die debuterende partijen onder ogen moeten komen, terwijl deze partijen vaak al te maken hebben met een krap campagnebudget. Uitzonderingen in deze verkiezingen zijn JA21 en Volt. In de geschreven pers is JA21 de meest genoemde nieuweling. Daarnaast is Volt verrassend vaak opgedoken in kleinere media-items. Wilfred Takken van het NRC schrijft dat de populariteit van Volt een kickstart maakte door hun professionele campagnevoering. Volt besteedde hun budget van driehonderd duizend euro grotendeels aan online aanwezigheid, zich richtende op de jonge kiezers. Zo’n hoog budget is echter uitzonderlijk voor kleine, nieuwe partijen en veel moeten het met een stuk minder doen. Ook Splinter, afsplitsing van PvdD, kampte met dit probleem. Voorzitter Frank van Kooten gaf ons een kijkje in het perspectief van een kleine, nieuwe partij.
Welke doelstelling had Splinter wat betreft het aantal zetels bij de verkiezingen?
Met minimaal 1 zetel waren we al blij geweest; we hebben bewezen wat wij met 1 zetel kunnen doen.
Bent u tevreden met het resultaat van de verkiezingen?
Tevreden niet, maar we zijn wel trots. We hebben in een heel korte tijd, 2.5 maand, en een zeer klein budget (7000 euro), toch 30.000 stemmen gekregen.
De zittende partijen worden vaker uitgenodigd voor de grote debatten en interviews. Hoe zijn jullie hier als partij mee omgegaan?
We hebben gewoon ons werk gedaan en dan hoop je dat kwaliteit uiteindelijk voldoende is om uitgenodigd te worden. Helaas is dit niet het geval. Het is een vicieuze cirkel waar je eigenlijk niet uit komt als kleine partij: je bent te klein om uitgenodigd te worden en groter word je niet makkelijk als je niet wordt uitgenodigd. Je komt wel in de mainstream media als je gekke en rare dingen doet; daar voelen wij ons niet prettig bij.
Wat hoopte Splinter te bereiken als kleine partij in de tweede kamer?
Om door te gaan waar we mee bezig waren. Als onafhankelijke fractie konden wij vragen stellen die andere niet stelde. Het Kabinet had geen grip op ons, omdat we altijd onze eigen afweging maakte.
Wat miste u de afgelopen jaren in de politiek bij zittende partijen wat uw partij zelf anders wilt doen?
De onafhankelijkheid van de Tweede Kamer leden staat op het spel. Van alle hoofdelijke stemmingen – meer dan 100 – is er slechts één Kamerlid geweest van een coalitiepartij die een keer tegen zijn eigen partij durfde te stemmen, en hij was toen al zeker dat hij niet meer zou terugkeren in de Kamer. De oppositie staat hierdoor vier jaar buitenspel en heeft de regering veel ruimte waardoor controle van de Kamer – haar primaire taak – zeer beperkt gedaan kan worden. Bij Splinter hebben we geen fractiedwang zoals bij alle andere partijen. Hierdoor krijg je een gezonde discussie binnen een fractie en kunnen de afwegingen in het landsbelang gemaakt worden, niet in partij of coalitie belang.
Al met al kijkt de Nederlandse burger de komende vier jaar op naar een diverse Tweede Kamer met brede maten aan vertegenwoordiging. Voordat het nieuwe parlement hard aan de slag kan gaan, moet er echter wel een coalitie gevormd worden en dat is waar de toenemende fragmentatie problemen oplevert. Dit maakt Splinter in ieder geval niet minder ambitieus… wie weet wordt er in 2025 weer een record verbroken als het hen lukt om een zetel te bemachtigen?
Dit artikel is geschreven door Cassia Buonadonna en Loisanne op ‘t Land