Home Blog

Het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid van de EU: een combinatie van Gaullisme en trans-Atlanticisme?

Door Sem van der Tang

In een interview met NRC op 8 april 2025 uitte Dr. Nathalie Tocci, speciaal adviseur van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, haar twijfels over de huidige capaciteit van de NAVO voor afschrikking en collectieve verdediging. Om dit te parafraseren als bezorgdheid zou zacht uitgedrukt zijn. Tocci verklaarde dat Artikel 5 ā€œoud papierā€ zou zijn. De hedendaagse spanning in de trans-Atlantische relatie tussen Europese landen en de Verenigde Staten (VS) is onmiskenbaar. Sinds de inauguratie van president Donald Trump op 20 januari 2025 zijn voetafdrukken van deze frictie steeds vaker het nieuws van de dag. Zo beweerde Trump dat ā€œde EU is opgericht om de Verenigde Staten te naaienā€ en stelde vicepresident J. D. Vance impliciet de gedeelde westerse waarden van de NAVO-lidstaten ter discussie met zijn beruchte toespraak op de Veiligheidsconferentie van München. In het licht van deze situatie opende de Franse president Emmanuel Macron een ā€œstrategische dialoogā€ over een uitbreiding van de Franse onafhankelijke nucleaire afschrikking. Friedrich Merz, de beoogd bondskanselier van Duitsland, toonde interesse om deze zogenoemde force de dissuasion met Londen en Parijs te bespreken.

Deze recente ontwikkelingen hebben te maken met een buzzword, waarvan de echo al jaren de Brusselse gangen galmt: strategische autonomie – het idee dat de EU haar eigen (buitenlands) beleid moet formuleren en uitvoeren zonder afhankelijk te zijn van externe actoren, zoals de VS. Bovendien heeft Macron deze term uitgebreid door er het ideaal van een militair onafhankelijke EU in op te nemen, zowel in materiĆ«le als operationele zin. Deze conceptualisering wijkt af van het beeld dat de EU slechts een normatieve of civiele macht is, waarbij ze soft power gebruikt om internationale normen zodanig te veranderen dat ze overeenkomen met de waarden van de Unie. 

Heeft Brussel hard power nodig, dus een geloofwaardige militaire macht, om deze normatieve macht te ondersteunen en om invloed uit te oefenen op de huidige complexe en verwarrende internationale politiek? De EU beschikt niet over een leger dat onafhankelijk van de lidstaten optreedt, of diens individuele defensiemacht vervangt. Maar, zoals het traditiegetrouw gaat in Brussel, is er een sui generis defensie-initiatief dat een evenwicht biedt tussen enerzijds het verlangen naar Europese integratie en anderzijds het primaat van Atlantische solidariteit voor Europese veiligheid. Het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (CSDP) van de EU combineert de perspectieven van zowel een militaire als een civiele macht. Hoe heeft deze unieke defensiecapaciteit zich eigenlijk ontwikkeld en wat is de hedendaagse relatie tussen de CSDP en de NAVO?

De ambities van hard power binnen de EU: ambitie en aarzeling.

Hoewel het idee van een collectieve Europese defensie – met als consequentie ook een gemeenschappelijk buitenlands beleid – een vliegende start had na het einde van de Tweede Wereldoorlog, struikelde het uiteindelijk over zijn eigen voeten in 1954. De beoogde Europese Defensiegemeenschap (EDC) zou ongeveer op dezelfde manier worden ingericht als de supranationale instituties van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Het project mislukte in 1954 nadat de AssemblĆ©e Nationale, het Franse parlement, de ratificatie van het verdrag blokkeerde. Een saillant detail hierbij is dat, nota bene, Frankrijk een Europese defensiemacht zelf al sinds 1950 had voorgesteld. Ambitie oversteeg de politieke wil om soevereiniteit op te geven in ruil voor Europese veiligheid en dus werd gemeenschappelijk defensiebeleid in de loop van de volgende 44 jaar alleen in een trans-Atlantische context georganiseerd.

In de tussentijd verklaarde de Luxemburgse Minister van Buitenlandse Zaken – en op dat moment ook voorzitter van de Raad van de EU – met overmoed dat ā€œdit het uur van Europa isā€ tijdens het gewelddadige uiteenvallen van JoegoslaviĆ«. Deze retoriek vertaalde zich echter niet in een succesvolle bemiddeling voor een staakt-het-vuren en het stokje werd eind 1991 snel doorgegeven aan de Verenigde Naties (VN) en de VS. De carrot and stick aanpak van de EU bleek niet te werken. Europa kon alleen gezamenlijk nauwere (economische) betrekkingen aanbieden, maar had geen stick om mee te zwaaien.

Pas op 4 december 1998 verrees een nieuw vooruitzicht op een Europese defensiemacht uit de as van de gefaalde EDC: de Verklaring van Saint-Malo. Dit was het resultaat van geheime onderhandelingen tussen twee EU-lidstaten die lijnrecht tegenover elkaar stonden betreffende hun standpunten over Europese defensie. Het VK en Frankrijk, onder leiding van respectievelijk premier Tony Blair en president Jacques Chirac, beĆ«indigden hun Mexican standoff door te stellen dat de EU ā€œhaar rol op het internationale toneel ten volle moest spelenā€. Het leek erop dat de enige twee permanente leden van de VN-Veiligheidsraad in de EU hun meningsverschillen opzij hadden gezet door de noodzaak te erkennen van een ā€œcapaciteit voor autonome actie, ondersteund door geloofwaardige militaire strijdkrachten,ā€ met in het bijzonder een ā€œbereidheidā€ om deze te gebruiken in het geval van ā€œinternationale crisesā€.

Het resultaat van deze onderhandelingen werd het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (ESDP, later omgedoopt tot CSDP). Hoewel Blair het strenge standpunt van het VK over een Europees defensie-initiatief ietwat had afgezwakt, is de huidige opzet van de CSDP nog steeds een voortzetting van een compromis tussen het Gaullisme van Frankrijk – het streven naar Europese onafhankelijkheid – en het trans-Atlanticisme van het VK en zijn bondgenoten binnen de EU – lidstaten die de hegemonie van de NAVO op defensiegebied willen behouden. Bovendien zou de CSDP de capaciteit van de EU voor civiele en militaire crisisbeheersing moeten combineren. Deze grootse balanceeract verhulde het defensieproject in dubbelzinnigheid.

De hedendaagse CSDP: (hoe) werkt het?

Hoe vertaalt deze voorzichtige evenwichtsoefening zich naar de praktijk? Allereerst moet worden opgemerkt dat CSDP-missies eerder reactief dan proactief zijn, omdat ze meestal reageren op een verzoek van een land buiten de EU, zoals het gastland waar de missie zal plaatsvinden, of op verzoek van de VN. Verder moeten de doelstellingen aansluiten bij de Petersbergtaken, wat neerkomt op conflictpreventie, vredeshandhaving, stabilisatie, of crisisbeheersing. Zoals artikel 42 van het Verdrag van Lissabon uitlegt, worden deze doelen bereikt door “de Unie te voorzien van een operationele capaciteit die steunt op civiele en militaire middelen. … Deze taken worden uitgevoerd door gebruik te maken van door de lidstaten ter beschikking gestelde capaciteiten.” In essentie legt het Verdrag uit hoe capaciteiten op vrijwillige basis beschikbaar worden gesteld en hoe alle besluiten met betrekking tot de CSDP afhankelijk zijn van unanimiteit in de Raad van de EU. Het beleidsvormingsproces is dus in stevige intergouvernementele handen – wat kan worden vergeleken met diens tegenpool: supranationaliteit. In deze constellatie dragen betrokken staten een deel van hun soevereiniteit en beslissingsbevoegdheid over aan een institutie die boven henzelf staat.

Naast missies die gericht zijn op militaire aspecten van veiligheid, zoals EUMAM OekraĆÆne, heeft ongeveer twee derde van de CSDP-mandaten een meer civiel karakter door zich te richten op justitiĆ«le hervorming (versterking van de rechtsstaat), de politie, of burgerbescherming. Deze missies versterken het idee van de EU als normatieve macht en stellen haar in staat om haar normen, waarden en idealen, zoals mensenrechten en het belang van de liberale democratie, buiten haar eigen grenzen te bevorderen. Bovendien betekent het feit dat de EU gebruik maakt van een dergelijke veiligheids-gereedschapskist met ongelofelijk veel figuurlijk uitklapbare laatjes dat ze civiel en militair beleid kan combineren in een ā€œgeĆÆntegreerde benadering van veiligheidā€ – een duidelijk comparatief voordeel ten opzichte van de NAVO.

De slechts vrijwillige bottom-up benadering van de CSDP versterkt de betrokkenheid van de deelnemende lidstaten en maakt missies relatief flexibel in hun mandaat en inzet. De missies komen dus voor in allerlei soorten en maten, met verschillende composities van deelnemende landen die elk een unieke bijdrage leveren. Het is echter niet alleen maar rozengeur en maneschijn – dezelfde intergouvernementele aanpak markeert ook juist de valkuil van de CSDP: problemen met de opbouw van troepenmachten, financiering, coƶrdinatie en onevenredige lastenverdeling. Er kunnen vragen worden gesteld over hoe duidelijk het comparatieve voordeel ten opzichte van de NAVO eigenlijk is, wanneer nationale belangen doorsijpelen in het gehele beleidsproces. Dit heeft in het verleden geleid tot dubbelzinnigheid en inefficiĆ«ntie.

CSDP in de schaduw van de NAVO.

Wat is eigenlijk de wisselwerking tussen de CSDP van de EU en de veiligheidsorganisatie die vanuit het perspectief van de meeste EU-lidstaten tot voor kort als superieur werd beschouwd? Zelfs de Unie stelde zelf in een strategisch document over de Global Strategy van de EU in 2016 dat de NAVO als het ā€œprimaire kaderā€ diende, wanneer het ging om de ā€œcollectieve verdedigingā€ van de EU-lidstaten. De VS aanvaardden oorspronkelijk de toenmalige ESDP alleen op drie voorwaarden: geen loskoppeling van de NAVO; geen discriminatie van NAVO-leden die geen lid zijn van de EU; en geen duplicatie van de capaciteiten van de NAVO. Hieruit vloeide de Berlin Plus overeenkomst voort, die de relatie tussen de CSDP en de NAVO verduidelijkte. De overeenkomst bevatte ook een aantal praktische bepalingen, aangezien Europese landen soms niet beschikten over onafhankelijke critical enablers zoals inlichtingendiensten, logistiek en commandocentra – zo stelde Berlin Plus bijvoorbeeld dat de EU gebruik kon maken van het operationele hoofdkwartier van de NAVO in Brussel.

Het heden wordt echter gekenmerkt door spanning in het trans-Atlantische bondgenootschap. Hoewel president Trump zich dubbelzinnig heeft uitgedrukt over zijn bereidheid om zich te houden aan artikel 5 van de NAVO (een aanval op ƩƩn, is een aanval op allen), zijn twijfelachtige gevoelens aan de Amerikaanse zijde over ongelijke lastenverdeling is niet nieuw. Robert Gates, de Minister van Defensie onder de regering van president Barack Obama, wierp dit onderwerp al eerder op bij de leden van de NAVO. Ook professor Barry Posen zette vraagtekens bij het rendement van de Amerikaanse investering in de NAVO en riep op tot een geleidelijke terugtrekking van de VS uit het bondgenootschap. Hij schreef dat de VS nergens op de wereld zo’n goede basis voor terugtrekking zou vinden als de Europese Unie zou kunnen bieden. De eerste opperbevelhebber van de NAVO, Dwight Eisenhower, uitte in 1951 al zijn bezorgdheid: ā€œals over tien jaar alle Amerikaanse troepen die in Europa gestationeerd zijn voor nationale defensiedoeleinden niet teruggekeerd zijn naar de [VS], dan is dit hele project mislukt.ā€

De toekomst van de relatie tussen de EU en de NAVO: een CSDP-redux?

Is de spanning opgelopen tot een kantelpunt? Is het trans-Atlantische bondgenootschap op een punt gekomen dat er dringend iets moet veranderen, of het nu gaat om een bescheiden of een radicale hervorming? Academici als professor Jolyon Howorth hebben in hun bijdragen toekomstperspectieven geboden. EĆ©n scenario behelst nieuwe initiatieven en hervormingen in de richting van een effectiever CSDP dat verder gaat dan de status quo. Hierbij zouden EU-lidstaten ā€œserieuze eensgezindheid [moeten] tonenā€. Maar, zo vraagt Howorth zich af, zou deze duplicatie van NAVO-capaciteiten de relaties aan beide oevers van de Atlantische Oceaan wel echt verbeteren? Daarom schetst hij een ander perspectief: een Europees defensiebeleid dat de huidige afhankelijkheid van de VS overstijgt en de trans-Atlantische betrekkingen herschikt als twee autonome actoren met gedeelde belangen – ā€œer is geen door God gegeven wet die stelt dat Europa voor zijn regionale veiligheid eeuwig volledig afhankelijk zou moeten zijn van een bondgenootā€.

De toekomst van de trans-Atlantische relatie zal in ieder geval gedeeltelijk afhangen van het overbruggen van de zogenoemde capability-expectations gap van de EU. Professor Christopher Hill beschreef dit concept in 1993 als de discrepantie tussen wat internationale actoren van de EU verwachten en eisen en haar beperkte capaciteiten om deze verwachtingen ook daadwerkelijk waar te maken. Deze kloof kan worden verkleind door de implementatie van een echte autonome defensie- en veiligheidscapaciteit die soft power versterkt met hard power en de retoriek van strategische autonomie verwezenlijkt. Een dergelijke versterking vereist ofwel meer politieke wil en leiderschap via de huidige intergouvernementele institutionele opzet van de CSDP, ofwel meer supranationalisme in het gemeenschappelijke defensiebeleid. Een manier om (weer) aan tafel te schuiven en afhankelijkheid om te zetten in partnerschap zou zijn om, zoals Tocci stelde, concreet na te denken over de Europese ā€œboodschappenlijstā€. Om de geloofwaardigheid van de EU, haar afschrikking en mogelijk ook haar trans-Atlantische relatie te versterken, is het noodzakelijk om te investeren in de kritieke capaciteiten die de VS van oudsher levert.

Foto: Lucas Gallone via Unsplash

Wie zou de nieuwe premier van Nederland kunnen zijn?

De formatie duurt voort. We weten niet zeker wie de nieuwe Nederlandse premier moet worden. We weten wel zeker dat Geert Wilders het niet zal worden, evenals Omtzigt, van der Plas en Yesilgƶz. Over eventuele kandidaten is nog weinig bekend. Namen circuleren, maar nog niks is bevestigd. Wie wordt de premier?

Allereerst maar eens de basis behandelen; wat doet de premier van Nederland eigenlijk? De premier, of minister-president, is formeel vooral het gezicht van het kabinet en de voorzitter van de ministerraad. Hij heeft geen grote bevoegdheden in de ministerraad, maar heeft wel een sturende rol. De premier is tevens lid van de Europese raad, en snoept zo wat af bij de minister van Buitenlandse Zaken.
De minister-president van Nederland is in alles vooral een coƶrdinator en een brandjesblusser, zeker in het kabinet onderling. Hij is daarnaast ook ā€˜woordvoerder’ van de hoofdlijnen van het kabinetsbeleid, en zal na Prinsjesdag deze hoofdlijnen verdedigen bij de Algemene Politieke Beschouwingen.
Daarnaast is de minister-president ook bijna altijd Minister van Algemene Zaken. In deze hoedanigheid onderhoudt de premier contact met de koning en is hij verantwoordelijk voor de Rijksvoorlichtingsdienst. 

Op basis van deze functiebeschrijving is best een algemeen profiel op te stellen van wie we als premier zouden willen hebben. Omdat het iemand is die moet coƶrdineren, is het fijn als dat iemand is die daar ervaring mee heeft of in ieder geval in staat is om goed te zijn in contact leggen met mensen. Het moet iemand zijn die goed kan onderhandelen. Het is ook iemand die in de Europese Raad zitting neemt, dus een beetje internationale allure zou een prĆ© zijn. Nu kan dat best gaandeweg ontstaan, maar als er iemand is die dit al heeft, dan is dat mooi meegenomen. En als Minister van Algemene Zaken, een functie waarbij de minister wekelijks contact heeft met de koning, is het ook fijn als de premier en de koning goed overweg kunnen, voordat Willem-Alexander wekelijks gebeld wordt door iemand die hem het bloed onder de nagels vandaan kan halen. 

Op basis van deze eisen lijkt Frans Timmermans de beste papieren te hebben. Hij is goed in onderhandelen, weet hoe het werkt in de ministerraad (hij was immers zelf minister) en heeft een internationale bekende status (hij was immers vice-president van de Europese Commissie). Maar helaas; Timmermans behoort tot de verkeerde (aldus Wilders en mede-onderhandelaars) partij, dus deze naam kan doorgestreept worden. 

Ook Ronald Plasterk wordt genoemd. Hoewel hij ook minister is geweest Ʃn ook kan onderhandelen, heeft hij helaas geen internationale allure. Misschien maar niet.
Een andere naam die genoemd wordt is Klaas Dijkhoff, van VVD-huize. Kan ook goed onderhandelen, weinig internationale status, en, dat is misschien het meest jammerlijke; hij wil niet. Ook Kim Putters wordt in hetzelfde artikel genoemd, maar goed, die trad ook al als informateur op, en hij is van PVDA-huize, waar de meeste partijen toch niet mee in zullen stemmen. 

Alle kandidaten die genoemd worden, zijn politici of mensen die werken in de publieke sector, terwijl dit juist een tijd is waarin we mensen nodig hebben die boven de partijen uit stijgen. Misschien is het tijd voor iemand buiten de publieke sector?

Dan kunnen we gaan kijken naar andere Nederlanders. Gelukkig is in 2004 onderzoek gedaan door de KRO wie de grootste Nederlander aller tijden is. Daar kwamen, bovenaan, de namen Pim Fortuyn, Willem van Oranje en Willem Drees uit. Dat zouden dus goede kanshebbers voor het premierschap moeten zijn. Om duidelijke redenen zijn ze dit helaas niet.
Dan kunnen we kijken op de lijst met genomineerden. Daar zien we mensen als Aletta Jacobs, Rudolph Thorbecke, en Freddy Heineken. Als we wat verder kijken, dan komen we bij de eerste mensen die daadwerkelijk nog in leven zijn: Marco van Basten, Kees van Kooten, en DJ Tiƫsto. Al deze mensen worden in Nederland ontzettend gewaardeerd, kunnen boven de partijen uitstijgen en kunnen (denk ik) genoeg steun krijgen van politieke partijen.

Hoe zit het met de coƶrdinatie? Hierin doen alle vier de mannen het eigenlijk wel goed.  TiĆ«sto is een muzikant en moet in die hoedanigheid veel samenwerken. Marco van Basten is voetballer en heeft in die hoedanigheid jarenlang met 10 anderen in een veld moeten spelen om een gezamenlijk doel na te streven. Maar hij is ook voetbaltrainer, en in die positie zal hij ongetwijfeld ook hebben moeten leren coƶrdineren. Alleen Kees van Kooten blijft iets achter; als schrijver en cabaretier diende hij vooral veel met Wim de Bie samen te werken, maar hij heeft nooit een trainende rol gehad. Toch is het mijn vermoeden dat Kees van Kooten hier wel in kan groeien. 

Hoe kijkt de koning naar deze mensen? Het is onbekend hoe Kees van Kooten de koning tegenover elkaar kijken, maar wel bekend is dat de koning bij zijn bezoek aan Zwolle in 2016 een liedje van Kees van Kooten citeerde. Misschien is dat de start van een heuglijke samenwerking? Voor zover ik kon vinden hebben de koning en Marco van Basten niets bijzonders met elkaar, al is wel algemeen bekend dat de koning fan van voetbal is. Of de koning en TiĆ«sto iets met elkaar hebben is ook onbekend, maar TiĆ«sto heeft wel een lintje gekregen van de koning en heeft ook al eens mogen optreden tijdens Koningsdag. 

Dan blijft vooral de internationale ervaring over, en hier floreren vooral twee namen: Marco van Basten en Tiƫsto.
Van Basten is drievoudig Europees kampioen voetballer en tweevoudig uitgeroepen tot beste  wereldvoetballer. Hij heeft meer dan 50 interlands gespeeld en is op internationaal niveau bekend. TiĆ«sto is ook op internationaal niveau bekend, en is meerdere keren benoemd tot beste DJ ter wereld. Hij mocht de Olympische Spelen in Griekenland openen en heeft opgetreden over de hele wereld. Hij kan genieten van meer internationale allure dan van Basten, maar heeft ook minder leiderschapskwaliteiten dan de laatstgenoemde. 

Het kiezen van een premier is niet gemakkelijk. Er komt veel kijken bij de plek in het Torentje. Leiderschap, verbinding, internationaal statuut. De vier politici die de hoofdrol spelen in deze formatie worden het in ieder geval niet. Wie het wel wordt, is over aan hen, maar met een beetje creativiteit en een beetje goede wil komen ze met een premier op de proppen die daadwerkelijk een premier voor alle Nederlanders kan zijn. 

Marco van Basten of DJ Tiƫsto zullen (wellicht jammer) geen premier van Nederland worden. Iemand die bekend is met de politiek, of op zijn minst met het openbaar bestuur, zal deze taak op zich moeten nemen. Speculeren over wie het wel en wie het niet kan worden is, alhoewel leuk, ook enigszins nutteloos omdat er geen bewijzen of toezeggingen vanuit de onderhandelaars zijn gekomen. De formatie is, en blijft, een onvoorspelbaar proces, en wie de volgende premier zal zijn is een kwestie die maar door een handjevol mensen besloten zal worden. Ik zie die keuze met verwachting tegemoet.

Photo by Martijn Vonk on Unsplash

De formatie: moddergooien, X’en en radiostilte

0

Voor menig politiek conservatieveling was afgelopen november een geweldige maand. Met de forse winst van de populistische PVV en het bescheiden verlies van de VVD leek de weg vrij voor de vorming van een rechts kabinet. Dit kabinet zou zich richten op het beperken van migratie en op het behoud van de Nederlandse cultuur. 

Voormalig PvdA-minister Ronald Plasterk keek vooruit naar de aanstaande formatie met het devies: niet praten, maar handelen met de PVV, VVD, BBB en NSC, de nieuwe partij van Pieter Omtzigt. Uiteindelijk zou hij zelf dit proces in goede banen mogen leiden: hij werd informateur. Maar de formatie verloopt niet zoals hij in eerste instantie gehoopt had.

Ondanks de radiostilte rondom de formatie lekte er recentelijk enige informatie uit. Hoewel alle vier betrokken partijen als rechts kunnen worden geclassificeerd, bestaat er wel degelijk inhoudelijk verschil. Zo hecht NSC onder leiding van Pieter Omtzigt bijzonder veel waarde aan de rechtsstaat, wat conflicteert met diverse plannen van de PVV.

Zelfs over migratie, het centrale thema dat deze partijen naar de overwinning heeft geleid, lijken ze het niet volledig met elkaar eens te zijn. NSC streeft naar een vermindering van het aantal arbeidsmigranten, wat tegen het zere been is van de BBB, die de belangen behartigt van een landbouwsector die sterk afhankelijk is van deze arbeidsmigranten.

Hoewel de tegenstellingen tussen de partijen aanzienlijk lijken, zijn ze niet onoverkomelijk. De PVV van Geert Wilders heeft al enkele concessies gedaan door bepaalde plannen “in de ijskast” te zetten.

Wat waarschijnlijk ook niet heeft bijgedragen aan de voortgang van de formatie is de felle toon en bewoordingen die diverse politici op sociale media hanteren. Zo heeft Geert Wilders herhaaldelijk kritiek geuit op de VVD, zijn onderhandelingspartner, via zijn favoriete platform ‘X’. Caroline van der Plas weigerde op haar beurt de woorden van FDF-voorman Mark van den Oever te veroordelen, wat haar kritiek opleverde van NSC-leider Pieter Omtzigt.

Er is weinig zo onzeker in de hedendaagse Nederlandse politiek als het verloop van het vormen van een coalitie. Dat bleek ƩƩn dag voor het inleveren van dit artikel, toen Pieter Omtzigt besloot vroegtijdig de stekker uit de formatie te trekken. Niet het moddergooien of de inhoudelijke bezwaren, maar de brieven over overheidsfinanciƫn leken de steen des aanstoots voor Omtzigt. De andere leiders reageerden verbaasd op de actie van de NSC-voorman. Ze vonden het vreemd dat hij de deur dichtdeed. Toch is het niet exceptioneel dat een formatie niet in ƩƩn ronde slaagt. Waar Rutte-II er bijvoorbeeld al snel uit was, faalde een coalitie van Paars-Plus in 2010. Ook een tweede kabinet Den Uyl is nooit tot verwording gekomen, ondanks het feit dat de PvdA de grootste partij in de kamer was indertijd. Een coalitie waarbij de PvdA-leider, Den Uyl, zijn plekje in het torentje weer kon innemen leek voor de hand liggend. Maar na een moeizame onderhandeling besloten de tweede en de derde partij (CDA en VVD respectievelijk) om een coalitie te vormen zonder Den Uyl. Zo grillig kan het verlopen in de Nederlandse coalitie-onderhandelingen.

Weinig valt te voorspellen over de samenstelling van een mogelijk volgend kabinet. Vooralsnog lijkt een meerderheidskabinet met Geert Wilders ver weg. Op de steun van NSC kan de PVV immers niet meer rekenen. Ondanks de bravoure die Plasterk in zijn column had, is het hem niet gelukt om de partijen dichter bij elkaar te brengen. 

Het vervolg van de formatie zal op zich moeten laten wachten. Er zullen ooit nieuwe onderhandelingen moeten komen, of nieuwe verkiezingen. Er zijn maar weinig partijen die daar op wachten. Ondertussen regeert Rutte-IV demissionair door. 

Vooralsnog lijkt het erop dat deze formatie een langdurig proces zal zijn. Maar, zoals D66’er Thom de Graaf in 1998 al zei: “Liever een week langer nu, dan een jaar minder later.”

Afbeelding door Ketet Subiyanto, via Pexels.com

Ontlezing in Nederland; het boek weer centraal

Hoe staat Nederland ervoor?

Op pakjesavond 2023 kwam, naast de goedheiligman, ook een vervelend bericht: de leesvaardigheid van 15-jarigen is verder achteruitgegaan. Het was al niet rooskleurig gesteld met de leesvaardigheid van Nederlandse jongeren (al in 2019 kon een kwart van de 15-jarigen niet goed genoeg lezen om in de maatschappij te functioneren), en de neerwaartse trend lijkt zich verder door te zetten. Aan goedbedoelde initiatieven heeft het niet gelegen; de kinderboekenweek probeert al sinds jaar en dag de jeugd aan zich te binden en columnist/presentator Marcel van Roosmalen werd bekroond tot Ambassadeur van de Leesbevordering, een titel die daarvoor nog niet bestond, maar die wel ongetwijfeld begeert is. Hoe is Nederland van een leesland naar een land met steeds minder lezers gegaan? 

Hoe heeft dit kunnen gebeuren?

Natuurlijk is het anekdotisch bewijs, maar als er onder studenten wordt rondgevraagd of zij nog lezen – en waarom niet meer – dan wordt er vaak gewezen naar Nederlands op de middelbare school. Lezen voor de lijst, begrijpend lezen; het zouden dit soort onderdelen van het vak zijn waardoor het leesplezier gestaag is afgenomen onder de Nederlandse jongeren. De mening dat begrijpend lezen een ramp van ontlezing heeft veroorzaakt, die wordt niet alleen onder studenten gedeeld; ook populair presentator Arjen Lubach maakte zich in 2020 druk om ā€œbegrijpend lezen,ā€ en de daaruit voortvloeiende afkeer tegen lezen.
Dat jongeren slechter lezen is evident, maar laat het ook meteen duidelijk zijn dat dit niet komt omdat er geen aandacht voor is op de middelbare scholen: die is er namelijk wel degelijk. Ruim de helft van alle docenten, over de hele linie, besteedt structureel aandacht aan lezen en leesvaardigheid. Het probleem ligt niet zozeer bij de aandacht die scholen schenken aan het onderwerp, maar bij de invulling van het onderwerp. Door een overvloed aan focus op signaalwoorden en doelen van alinea’s zijn leerlingen niet meer bezig met wat ze moeten doen: een tekst Ć©cht begrijpen, en misschien gaandeweg ook nog wat leesplezier kweken. 

Welke gevolgen heeft dit probleem

Het voelt vreemd om in een geschreven artikel werkelijk argumenten voor te schotelen waarom het belangrijk is dat mensen (niet alleen jongeren, maar mensen in het algemeen) goed moeten kunnen lezen, minstens goed genoeg om te functioneren in de samenleving. Het voelt al helemaal vreemd omdat de groep waar het om gaat dit artikel waarschijnlijk niet eens zal lezen, en als zij dat wel doet dan is het nog maar de vraag in hoeverre deze groep deze tekst begrijpt.
Ik zal ook meteen ruimte voor speculatie wegnemen; de schuld voor het probleem van slecht lezen en ontlezing ligt niet bij de kwart van 15-jarigen die niet goed kunnen lezen. Het is gemakkelijk om deze groep weg te serveren als verwende nestjes die de hele dag Netflix kijken en geen boek meer in handen kunnen nemen, maar daar doe je deze groep te kort mee. Sterker nog, alhoewel 44 procent van de jongeren tussen de 12 en de 20 lezen niet leuk vindt, zegt ruim 90 procent van diezelfde groep dat ze lezen wel belangrijk vindt. Hoewel ze dus niet lezen als favoriete hobby hebben, zijn ze wel bereid om meer te lezen. Dat is goed nieuws, want lezen is om diverse redenen gunstig: zo stimuleert het de taalontwikkeling en kan het vooroordelen tegengaan. Daarnaast is goed kunnen lezen van belang voor kennisvergaring. Daarbovenop is goed kunnen lezen domweg belangrijk om goed te kunnen functioneren in de maatschappij. Het begrijpen van bijsluiters, het snappen van instructies, het zijn allemaal kleine dingen die van essentieel belang zijn, maar die wel ondergesneeuwd kunnen raken als de leesvaardigheid van jongeren niet opgekrikt kan worden. 

Welke oplossingen zijn mogelijk?

De leesvaardigheid van jongeren moet op niveau gebracht worden. En ik haal mij geen illusies in het hoofd; dat is niet een klus die binnen enkele jaren gedaan is. Meerdere kabinetsperiodes zullen nodig zijn voordat Nederlandse jongeren weer op hetzelfde niveau zijn als hun internationale leeftijdsgenoten. Het huidige beleid omtrent lezen en leesbevordering moet worden herzien.
De oplossing om het leesniveau weer omhoog te brengen is verrassend eenvoudig; er zal meer gelezen moeten worden. Uit onderzoek blijkt dat leesfrequentie een significante voorspeller is van leesvaardigheid. Uit dezelfde studie blijkt ook dat minder lezen leidt tot een verminderde leesvaardigheid. Door meer te lezen, leren mensen beter lezen.
Dus laat ik bij deze een lans breken voor literatuuronderwijs op de middelbare school. Het lezen en begrijpen van artikelen en boeken moet een centralere rol spelen in het onderwijs. Jongeren moeten geĆ«nthousiasmeerd worden voor de parels die de Nederlandse literatuur te bieden heeft. Daarmee is het ook van belang om voorbij de ā€˜Grote Drie’ te kijken, voorbij Multatuli en voorbij Van der Heijden, hoe prachtig de romans van deze schrijvers ook zijn. Laat leerlingen meer vrij in het kiezen van hun boeken, zodat zij ook hun eigen leesplezier ontwikkelen. Natuurlijk moeten leerlingen geĆÆntroduceerd worden aan de klassiekers van de Nederlandse literatuur, maar laat hen deze dan ook eens vergelijken met werken van bijvoorbeeld Kluun of de proza van Giphart.
De Nederlandse literatuur heeft voor iedereen die zoekt een diamant in huis. Laat leerlingen hun diamant vinden en zich verliezen in een boek, ook als deze niet helemaal aan het predicaat ā€˜lezen voor de lijst,’ voldoet.
In de strijd tegen ontlezing is het boek het machtigste wapen, dus laten we deze niet al te selectief inzetten. 

Foto door lil artsy, via Pexels

Knipperlichten: de relatie tussen de VVD en PVV vanaf 2006 tot nu

Geert Wilders, ƩƩn van de meest roemruchte politici uit de Nederlandse hedendaagse geschiedenis, heeft na verloop van tijd eindelijk weer een kans op een plek in het kabinet, nu VVD-leider Yesilgƶz weigert de leider van de PVV uit te sluiten van regeringsdeelname.
De PVV en de VVD hebben altijd al een vreemde relatie met elkaar gehad. Van het opstappen van Wilders uit de VVD, via regeringsdeelname met de liberale tot pertinente uitsluiting onder de leiding van Mark Rutte, hebben de twee partijen altijd in elkaars vaarwater gezeten. In dit artikel zal ik in grove lijnen de geschiedenis van de twee partijen schetsen.

Afsplitsen en de eerste verkiezingen

Wilders is sinds het opstappen van Kees van der Staaij in augustus het langstzittende kamerlid met ruim 9138 dagen in de kamer. Hij begon deze lange carriĆØre in 1998 als Kamerlid voor de VVD. Hij is hier in 2004 vanaf gesplitst, nadat hij weigerde om het VVD standpunt inzake EU-deelname van Turkije te volgen. Wilders was fel tegenstander van het land als EU-lid, en weigerde toe te zeggen zich te conformeren aan eventuele besluiten van de fractie in de toekomst. Voor de liberale partij werd deze situatie onhoudbaar, en Wilders stapte uit de VVD-fractie. Zo kwam het dat hij in zijn eentje de ā€˜Groep Wilders’ werd. Anderhalf jaar later viel het kabinet Balkenende II, waardoor er nieuwe verkiezingen georganiseerd moesten worden. Wilders benutte deze kans door een partij op te richten en onder de naam Groep Wilders/Partij voor de Vrijheid (PVV) mee te doen aan de verkiezingen van 2006. Het lukte Wilders om 9 zetels te halen. Zijn eigen partij was van de grond gekomen.

Rutte wint de strijd om het torentje

De PVV positioneerde zich rechts van de VVD en maakte haar standpunten duidelijk in het verkiezingsprogramma ā€œEen Nederland om weer trots op te zijn.ā€ Alhoewel hij een prima verkiezingswinst behaalde, belandde hij in de oppositie, evenals de VVD. In deze tijd waren er weinig aanvaringen tussen de liberale en de meer rechtse partij. De twee leken verzoend te zijn, terwijl Wilders druk bezig was zich te profileren en te onderscheiden van de andere partijen.

Dit wil overigens niet zeggen dat het ontstane tumult rond de PVV was gaan liggen – integendeel. In de vroege jaren van de partij waren er genoeg aanvaringen rond de persoon Wilders en rond de PVV in het algemeen. Zo zou Wilders in 2011 vervolgd worden voor discriminatie en aanzetten tot haat. Wilders kreeg hiervoor vrijspraak.
De relatie tussen de liberalen en de PVV werd interessant rond de tijd dat het kabinet Balkenende-IV viel naar aanleiding van de kabinetscrisis over het Uruzganbesluit. Dit besluit ging over een verlenging van een militaire missie in Afghanistan. Er werden nieuwe verkiezingen gehouden. De VVD werd de grootste partij, de PVV behaalde de derde positie. De PVV was tevens de grootste stijger, met een zetelwinst van 13 ten opzichte van de eerdere verkiezingen.

Mark Rutte leidde zijn liberale partij naar de absolute overwinning, en werd voor het eerst in de geschiedenis van de partij de grootste in de Tweede Kamer. Over de kabinetsformatie die zou volgen is veel geschreven en te lezen, maar voor ons is het interessant dat de liberalen, samen met de christendemocraten van het CDA, een minderheidskabinet vormden. Dat was vooral in naam een minderheidskabinet, want ze verkregen gedoogsteun van Wilders’ PVV, die hen aan een meerderheid in de Eerste Kamer hielp.

Kabinet Rutte-I trad in oktober 2010 aan en viel in april van 2012. Er waren tussen Geert Wilders en Mark Rutte soms enige spanningen. Het zou in deze kabinetsperiode ook zijn dat Wilders de fameuze woorden ā€œdoe eens normaal manā€ zou uiten tegen Mark Rutte, die daar joviaal op zou reageren met de even fameuze woorden ā€œdoe eens lekker zelf normaal man, sjongejonge.” Grote aanvaringen tussen de PVV en de VVD zouden er echter niet meer zijn.

De gedoogconstructie van het eerste kabinet Rutte bood ruimte voor zowel de VVD als de PVV, die zich niet genoodzaakt voelden om over alle besluiten compromissen te sluiten. De gedoogconstructie houdt in dat er een minderheidskabinet wordt gevormd, dat gesteund wordt door een fractie in de kamer. Die ā€˜gedoogd’ en steunt het beleid dat het minderheidskabinet maakt.  Er bestond echter wel een gedoogakkoord met de PVV, zodat het kabinet op een meerderheid kon rekenen bij de zaken die zij in datzelfde akkoord hadden opgeschreven. Maar de PVV hoefde niet blindelings te volgen wat het kabinet deed. Zo stemde de PVV tegen een kabinetsbesluit om een opvolger van de ā€˜Task Force Uruzgan’ naar Afghanistan te sturen. Het kabinet voelde zich hierdoor genoodzaakt om een alternatieve meerderheid te zoeken, die zich uiteindelijk ook zou aandienen. De PVV kon zich profileren en haar eigen standpunten blijven verdedigen, terwijl de VVD zich niet genoodzaakt voelde om de extremere standpunten van Wilders over te nemen. Voor beiden was het een win-win constructie, al bleek die constructie enigszins instabiel.

Kabinet Rutte-I viel naar aanleiding van de Catshuiscrisis, die ontstond na de schuldencrisis van 2008, die door de hele EU raasde. Het overheidstekort in Nederland liep op, en in 2012 maakte het Centraal Planbureau bekend dat het begrotingstekort in Nederland boven de 3 procent terecht zou komen. Om dit te voorkomen waren bezuinigingen nodig.
De VVD, het CDA en de PVV trokken zich terug naar het Catshuis om afspraken te maken over de begroting. Tijdens deze onderhandelingen was totale mediastilte afgekondigd. Nog tijdens de onderhandelingen in het Catshuis besloot een PVV’er zich af te splitsen van de fractie. Hierdoor raakte de gedoogconstructie van VVD/CDA/PVV zijn meerderheid kwijt in de Tweede Kamer.

Dit zal niet geholpen hebben met de onderhandelingen, die toch al enigszins stroef verliepen. De spanningen waren hoog opgelopen, zeker tussen Mark Rutte en Geert Wilders. Die laatste trok uiteindelijk zijn steun in voor het kabinet Rutte-I, dat zich genoodzaakt voelde om zijn ontslag in te dienen. Het kabinet viel op 23 april.

Rutte II-IV

Na de val van kabinet Rutte-I werden er nieuwe verkiezingen uitgeschreven, waarbij de VVD flink won en door steeg naar 41 zetels, een absoluut hoogtepunt in het bestaan van de partij. De PVV had minder geluk en daalde van 24 naar 15 zetels. De tweede grote winnaar van de verkiezingen was de PvdA, die 38 zetels behaalde. Het formatieproces dat volgde was er eentje van ongekende snelheid: slechts 54 dagen was er nodig om een kabinet te formeren (ter vergelijking, het volgende kabinet van Rutte deed er 225 dagen over voordat ze het bordes konden beklimmen.) De PVV werd in deze formatie niet expliciet uitgesloten door de liberalen, die al snel naar de sociaaldemocraten keken om een kabinet te formeren.
Heel veel spraakmakende aanvaringen tussen de rechtse Wilders en de liberalen van de VVD waren er in deze tijd niet. Wel was dit de periode waarin Geert Wilders zijn befaamde ā€œminder, minderā€-speech hield, waar hij uiteindelijk om vervolgd zou worden. Deze toespraak zou later nog een staartje krijgen, bij de formatie van het kabinet Rutte-III.

Rutte-II maakte netjes zijn termijn af en organiseerde nieuwe verkiezingen, waarbij Rutte al vóór de verkiezingen opmerkte om niet meer met de PVV in een coalitie te willen zitten. De ā€œminder Marokkanenā€-uitspraak werd als reden genoemd door de liberale voorman. Wilders weigerde op zijn beurt om wederom met Rutte in een coalitie te stappen. Let wel; het was verkiezingstijd, en het ging Wilders om Rutte persoonlijk, niet om de VVD als partij. De twee mannen, die ooit in het midden van de macht hadden gezeten, begonnen tijdens de verkiezingstijd met het moddergooien, en met het uitsluiten van elkaar.
Door het versplinterde landschap konden ze dit ook doen. Geen van de twee partijen had de ander per se nodig om een coalitie te vormen. Als de PVV hoge ogen gooide, kon deze partij uitwijken naar rechts om wederom in een coalitie te komen. De VVD kon allebei de kanten op, als stabielere middenpartij. Wilders had enkel de pech dat hij niet alleen door de VVD werd uitgesloten, maar dat andere partijen ook niet warm liepen voor een coalitie met de PVV. De kansen dat Wilders terug zou keren in een coalitie slonken.

Datzelfde gold grofweg ook voor de formatiepoging van Rutte-IV. Nog voordat de verkiezingen überhaupt waren geweest, vertelde de liberale voorman al dat hij regeren met de PVV niet zag zitten. Een reden hiervoor gaf hij niet, maar aangenomen wordt dat hij dezelfde redenatie hanteerde als tijdens de verkiezingscampagne van 2017: hij vond dat de PVV in haar uitspraken niet overeenkwam met de waarden van Nederland en de rechtsstaat.
Rutte kreeg zijn zin. Een nieuwe coalitie waar de PVV deel van uit nam – zij het normaal, zij het via gedoogsteun – is niet meer tot stand gekomen. De liberale leider en langstzittende premier weigerde gedurende zijn lange loopbaan om weer in een coalitie te stappen met Wilders. Rutte maakte op 10 juli dit jaar bekend dat hij stopte met de politiek zodra de nieuwe verkiezingen geweest zijn. Het stokje als liberale leider wordt overgedragen, waarmee Wilders ook een nieuwe uitdager krijg en de deur om te regeren weer enigszins op een kiertje staat

Yesilgƶz: een andere boeg

En dat brengt ons bij nu. Dilan Yesilgƶz-Zegerius, minister van Justitie en veiligheid, is de nieuwe leider van de VVD. De partij waarmee Wilders ooit de Tweede Kamer betrad, de partij die hem steevast uitsloot onder het bewind van Mark Rutte, had een nieuwe voorvrouw  die een andere koers in wilde slaan, ook met betrekking tot Wilders. Bij de vraag of de PVV wederom uitgesloten zou worden, antwoordde ze ontkennend. Zolang Wilders een mildere toon aan zou slaan, dan zou er wellicht mee te regeren zijn. Later zei de politica wel dat ze ā€˜niets heeft met de oneliners’ van Wilders, maar dat de deur nog niet dicht is. Voor rechts Nederland lijkt zich een droomkabinet af te tekenen. In hoeverre dit klopt, zal nog moeten blijken. Als er iets onvoorspelbaars is in de Nederlandse politiek, dan is het wel de formatie van het nieuwe kabinet. De kans dat we met een kabinet Wilders-I komen te zitten is klein, maar een coalitie waar de PVV deel van uitmaakt is dichterbij dan het ooit was. Wat voor progressief Nederland een nachtmerriescenario is, wordt misschien wel bewaarheid door de nieuwe leider van de liberale partij.

Tijdens de formatieperiode zal moeten blijken of Wilders, na jaren van oppositievoering, weer eens herenigd wordt met de partij waar hij ooit uit stapte. De kiezers hebben gekozen, het volgende kabinet laat zich lastig voorspellen.

Afbeelding door Patrick Jaksic, via Pexels

New York Climate Week 2025: Waar staan we nu, en richting welke toekomst?

0

Europa heeft zijn doelstellingen voor 2040 op het gebied van duurzaamheid bekendgemaakt. Een van de doelstellingen is het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen met 90 procent. Dit werd aangekondigd door de voorzitter van de Europese Commissie tijdens de laatste New York Climate Week. Dit evenement is misschien onopgemerkt gebleven, vooral gezien de huidige geopolitieke situatie. Toch is het een belangrijke en relevante bijeenkomst die het waard is om te volgen, te begrijpen en indien nodig in twijfel te trekken.

Geschiedenis van de Climate Week

De eerste New York Climate Week vond plaats in 2009 en had tot doel de komende Conferentie van Partijen (COP) voor te bereiden. Sindsdien vindt het evenement elk jaar plaats en wordt het vandaag de dag beschouwd als het op ƩƩn na grootste klimaatgerichte evenement na de COP. Het wordt georganiseerd door The Climate Group, een non-profitorganisatie die dialogen met overheden en bedrijven heeft opgezet om klimaatinspanningen te versnellen. Het is niet zozeer een besluitvormende bijeenkomst, maar meer een internationaal forum met een hoge zichtbaarheid over klimaatactie. De New York Climate Week is niet hetzelfde als de regionale klimaatweken van de Verenigde Naties, aangezien die zijn opgezet na de COP 21 in 2015 en andere doelen dienen onder de jurisdictie van de Verenigde Naties.

Hoe zit het met 2025?

Dit jaar vond de N.Y. Climate Week plaats van 21 tot 28 september. Er waren meer dan 900 evenementen, zowel fysiek als digitaal, waardoor het de grootste editie tot nu toe was. Het thema van het evenement was Power On, waarbij diverse onderwerpen aan bod kwamen, zoals ā€œschone energie, klimaatfinanciering, technologie, groene banen en klimaatrechtvaardigheidā€. Maar wie neemt er deel aan de klimaatweek? De deelnemers zijn zeer divers: CEO’s, beleidsmakers, activisten, wetenschappers en meer. Dit jaar kwamen politieke figuren, zoals Ursula von der Leyen en de premier van Antigua en Barbuda, bijeen rond klimaatactie.

Discussies en vooruitgang

Zoals eerder vermeld, is de N.Y. Climate Week geen bijeenkomst voor internationale bindende resoluties, maar voor aankondigingen, partnerschappen, investeringen, bewustmaking en nog veel meer. Tot de meest besproken onderwerpen behoren AI en digitalisering als duurzaam instrument voor bedrijven, nieuwe financierings- en investeringsmodellen, en hoe klimaatbewustzijn voor bedrijven economisch aantrekkelijk en een concurrentievoordeel wordt, en niet langer een last.

Er waren ook veel verzoeken om meer inspanningen te leveren op het gebied van financiering en snelle actie, gezien de urgentie van de kwestie. Maar afgezien van de discussies stond deze week in het teken van vooruitgang, oplossingen en vooruitgang. We hebben een verschuiving gezien van ambitie en beloften naar implementatie en verantwoordingsplicht voor bedrijven en overheden, wat aangeeft dat zij zich bewust zijn van de huidige urgentie en zich hierop aanpassen. Bovendien staan groene energiebronnen in de schijnwerpers, die in sommige gevallen goedkoper worden dan fossiele brandstoffen, wat zowel de transitie als technologische vooruitgang stimuleert. Actoren tonen ook veerkracht, met name steden zoals de burgemeester van Phoenix, lid van de C40-steden die werken volgens de richtlijnen van het Akkoord van Parijs. Er is ook een roep om innovatie op grote schaal, waarbij bij de productie rekening moet worden gehouden met de hele waardeketen. De circulaire economie moet de ā€œstandaardlogica van groeiā€ worden. Ten slotte is duurzaamheid nu een noodzaak voor bedrijven, aangezien het een kans van 600 miljard dollar kan betekenen voor degenen die hierin voorop lopen. Er is echter recentelijk scepsis ontstaan over klimaatconferenties en om dit op te lossen, moeten we begrijpen waar deze scepsis vandaan komt.

Kritiek en discussies

Ondanks de enorm groeiende omvang van de N.Y. Climate Week en andere soortgelijke conferenties, is er ook kritiek gerezen. De concrete effectiviteit van dergelijke bijeenkomsten wordt vaak bekritiseerd. Velen vragen om strengere, wettelijk bindende maatregelen tegen regeringen. We zien een versnippering van het mondiale klimaatbeleid, vooral door het niet naleven van afspraken door staten en de vele terugtrekkingen van de VS. Ironisch genoeg vindt deze Climate Week plaats in New York, terwijl de regering van de huidige president Trump verschillende stappen terug heeft gezet op het gebied van klimaatsamenwerking. De belangrijkste daarvan is de terugtrekking uit het Akkoord van Parijs van 2015. Om deze beslissing tegen te gaan, zijn ngo’s, Amerikaanse steden en activisten nu meer dan ooit essentieel, wat bewijst dat staten niet de enige actoren zijn die verandering teweeg kunnen brengen. Toch lijken effectieve oplossingen nog ver weg. Dit moet echter in perspectief worden geplaatst. Met de komende COP 30 in november in BraziliĆ« is er hoop op bindende maatregelen op het gebied van energie, biodiversiteit en industrie. Alle aankondigingen en vorderingen die tijdens de Klimaatweek in New York zijn gedaan, zoals de doelstelling van een groen Europa, kunnen en zullen door middel van discussies, compromissen en concrete, effectieve oplossingen van nut zijn voor de COP.

Inzichten voor de toekomst van klimaatbeheer

Klimaatverandering gaat ons allemaal aan, omdat het geen grenzen kent en dus niet individueel of nationaal kan worden opgelost. Daarom is mondiaal beheer geen optie meer. We bevinden ons momenteel in een klimaatcrisis en er is weinig tijd meer als we het point of no return willen vermijden. De schade die de mensheid heeft aangericht, heeft gevolgen voor alle aspecten van de aarde en brengt al het leven in gevaar, inclusief ons en toekomstige generaties.

Daarom zijn bijeenkomsten zoals de New York Climate Week essentieel en moeten ze nog verder worden ontwikkeld. Het is een plek voor bewustwording, om te zien wat er is bereikt, wat er nog moet worden bereikt en wat de oplossingen en stappen zijn om dat te doen. Het feit dat er jaarlijks een hele week wordt gewijd aan klimaatactie, op een schaal zoals die in New York, geeft ook hoop: individuen, bedrijven en overheden zijn bereid om te veranderen en zijn al bezig met een duurzame transitie. Op zichzelf is het misschien niet perfect, maar deze week moet worden toegevoegd aan een proces van internationale milieu-inspanningen en governance.

Foto door leyousfilms via https://pixabay.com/photos/new-york-city-new-york-city-skyline-1866864/

Could the East meet the West

0

[red.:] Onze schrijvers werken hard aan de eerste artikelen van dit academische jaar. Het eerste stuk zal binnenkort verschijnen. Voor nu zijn we de geschiedenis ingedoken en hebben we een van de eerste artikelen uit DEBAT ooit gevonden. Het is geschreven door Annemiek Wortman in 1992. Wij denken dat het stuk nog steeds erg relevant is we hopen jullie ook. Veel leesplezier!

Could the East meet the West? Op initiatief van de Poolse Studentenvereniging voor Sociologen van de Jagiellonian Universiteit in Krakau, werden studenten uit heel Europa bijeengebracht om zich een week lang te buigen over deze wel heel actuele vraag. En inderdaad tegen de achtergrond van het prachtige middeleeuwse Krakau kwam het tot een gedachtenwisseling tussen Oost en West. Vooral in de ondergrondse kroegen, talrijk in het oude centrum van Krakau, bleken de Duitsers en Serven, Litouwers, Britten en Finnen probleemloos te kunnen integreren. Tijdens de discussies over dat ene en hele Europa echter, kwamen de verschillen tussen Oost en West soms ineens pijnlijk duidelijk naar voren.

Het toppunt van wederzijds onbegrip werd bereikt in de discussie die volgde op de presentatie van een zelfverzekerde Cambridge-studente. Nadat ze in niet mis te verstane woorden had duidelijk gemaakt dat voor de stabilisering en legitimiteit van Oost-Europese parlementen zowel kiesdrempels als kiesplicht ingevoerd zouden moeten worden, brak zogezegd de hel los. Sommige Oost-Europese studenten konden er gewoon niet bij dat zoiets in-en-in democratisch als stƩmmen verplicht kon worden gesteld! Dat het niet reageren op een stem-oproep bovendien met boetes bestraft zou kunnen worden, betekende voor enkele Oost-Europeanen echt de overschrijding van de grenzen van het toelaatbare. Dit zou namelijk impliceren dat de armere kiezers, die zich geen boetes kunnen veroorloven, het recht om niet te stemmen zouden verliezen.

Mozaiek 

Toch maakten juist de totaal verschillende achtergronden en invalshoeken van de deelnemende studenten de eerste ‘all-European’ studentenconferentie tot een succes. Bijeengebracht in kleine thema-groepen werd vanuit juridisch, historisch of sociaal-wetenschappelijk perspectief de Oost- dan wel West-Europese visie op het veranderende Europa naar voren gebracht. En de Angelsaksische visie natuurlijk, want Britten zijn gespecialiseerde buitenbeentjes. Het zo ontstane mozaĆÆek van ideeĆ«n leverde een bijdrage aan het in kaart brengen van de complexe Europese werkelijkheid, Een werkelijkheid die nu eenmaal gekenmerkt wordt door diversiteit. Bovendien is het gewoon erg leuk om een weekje te speculeren over de toekomst van Europa, hoe dat er dan ook uit komt te zien.

De gedaante van het toekomstige Europa was het belangrijkste onderwerp van discussie in mijn wel hƩƩl veelomvattende thema-groep: “The idea of one Europe and new forms of European integration;  Chance and challenge of escaping from communism”

Europese Identiteit 

De Baltische staten bijvoorbeeld, zijn volgens ons collectief cultuur-historisch bewustzijn, onmiskenbaar Europes. Welke van de andere staten die ooit deel uitmaakten van de voormalige Sovjet-Unie echter aanspraak kunnen maken op die status, blijft vooralsnog de vraag. De student uit Kiev is de enige in de groep die de OekraĆÆne tot Europa rekent. Maar waar de grens precies getrokken wordt is onduidelijk, en de criteria die daarbij gehanteerd worden blijven impliciet. Als het op economische samenwerking aankomt is en blijft Europa voorlopig het Europa van de Twaalf, Of moet je inmiddels Elf zeggen? Ze hebben het onderling al moeilijk genoeg en zitten niet te wachten op en Oost-Europees blok aan het been. Allen rampenscenario’s met escalerend nationalisme en massale migratie voorzien in het wekken van de West-Europese interesse, aldus de thema-groep.

De Duitse Peter Seel, medewerker van het Goethe-instituut in Krakau, was ƩƩn van de genodigden die op basis van hun professionele ervaring reflecteerden op het thema van het congres. Op zoek naar het wezen van de Europese identiteit komt ook Snel tot de conclusie dat Europa in feite alleen in economische termen bestaat. Een identiteit kan niet gevonden worden in het verleden, maar komt in een onderhandelingsproces tot stand. Nu Europa zich in economische termen definieert ten opzichte van de andere wereldmachten, wordt zij zelf een economische wereldmacht en is de globalisering een feit. De massa’s, die volgens Seel per definitie bang zijn voor verandering, vluchten in regionalisme en isolement (of: nationalisme). De globalisering echter schrijdt voort, nu al als “life style image’, en daarmee, volgens Seel, binnenkort als realiteit.

Vooralsnog zijn de culturele verschillen zƩlfs tussen de landen in West-Europa levensgroot. Het bleek maar weer eens tijdens deze conferentie: met Engelsen kun je kletsen en met Duitsers voer je een gesprek.

Globalisering als trend, economie als identiteit en nationalisme als op de loer liggend gevaar. Het is een mooie samenvatting van wat er die week in Krakau zoal besproken is. Could the East meet the West? Onvermijdeliik. Hoe vreedzaam die ontmoeting zal zijn moet de tijd ons leren.

Foto door TheAndrasBarta via https://pixabay.com/photos/europe-travel-map-world-1264062/

Laten we een oorlogsspel spelen: Hoe zou een Amerikaanse invasie van Groenland eruit zien?

Door Mariana Goldsmit Valdespino

Afgelopen blok zat ik tijdens een college over Globale Veiligheid naar een dia te staren met de tekst ā€œLaten we een oorlogsspel spelen: hoe zou een Chinese invasie van Taiwan eruit zien?ā€. Het volgende uur doorliep de professor verschillende scenario’s over wat er zou gebeuren als China besloot om Taiwan binnen te vallen, waarbij hij alles overwoog, van de feitelijke militaire plannen tot de geopolitieke gevolgen. Ongeveer een week na die les begon president Trump na te denken over zijn eigen Taiwan-avontuur, maar dit keer in Groenland. Dus ik dacht dat wij Spilers ons eigen oorlogsspel konden spelen en uitvinden hoe een Amerikaanse invasie van Groenland eruit zou zien.

Waarom geeft Trump om Groenland?

Laten we, voordat we ingaan op de verschillende scenario’s voor wat op dit moment een vergezochte mogelijke invasie lijkt, eerst eens kijken naar de achtergrond achter Trumps bedoelingen. Hoewel het eerder weinig aandacht kreeg in academische kringen, heeft Groenland, het grootste eiland ter wereld, altijd hoog in aanzien gestaan bij Amerikaanse politici. Waarom? Omdat, zoals Marc Jacobsen, universitair hoofddocent aan het Koninklijk Deens Defensiecollege, uitlegt als Rusland ooit kernwapens zou inzetten tegen de Verenigde Staten (VS), het dat zou doen via de Noordpool en Groenland. Militaire controle over het eiland zou de VS dus een aanzienlijk defensief voordeel geven ten opzichte van haar grootste historische tegenstander.

Dit is niet de eerste keer dat de VS proberen Groenland te bemachtigen. De eerste poging om Groenland te verwerven kwam in 1867 na de Amerikaanse aankoop van Alaska. Daarna, in 1946, bood president Truman 1,2 miljard dollar voor het arctische gebied, maar de Deense regering weigerde te verkopen. Tot slot probeerde Trump zelf het eiland te kopen tijdens zijn eerste termijn in 2019, maar deze keer weigerden zowel de Deense als de Groenlandse regering, met de verklaring dat ā€œGroenland niet te koop isā€.

Naast het strategische voordeel, zou Groenland ook een economische kans voor de VS kunnen zijn als ze het in handen zouden krijgen. Op dit moment is 80% van Groenland bedekt met ijs. Als de aarde echter verder opwarmt en de ijskap van Groenland smelt, komt er een enorme voorraad olie en zeldzame aardmetalen vrij, waaronder 25 van de 34 grondstoffen op de lijst van kritieke grondstoffen van de Europese Unie (EU). Op dit moment is de VS voor de toegang tot deze grondstoffen sterk afhankelijk van China, waarmee Trump onlangs een handelsoorlog is begonnen. Groenland zou dus een goedkoper alternatief kunnen bieden en een grote stap kunnen betekenen in de richting van zelfvoorziening.

Een eenzijdige militaire wedstrijd

De VS heeft verreweg het grootste leger ter wereld en Donald Trump sloot niet uit dat hij het zou gebruiken om hun noorderbuur binnen te vallen. In 2024 gaven de VS 948 miljard dollar uit aan defensie en hadden ze 1,3 miljoen militairen in dienst. Denemarken daarentegen, waar Groenland deel van uitmaakt, gaf slechts 9,9 miljard dollar uit en heeft slechts 17.000 soldaten. Dit verschil is zo groot dat, zoals professor Kristian SĆøby Kristensen uitlegt, zelfs Denemarken ā€œaltijd heeft geweten dat het Groenland in zijn eentje tegen niemand kan verdedigenā€. Daarom ondertekenden ze in 1951 een uitvoerende overeenkomst met de VS waarin de VS beloofde het eiland te beschermen tegen elke aanval. Of dit ook een aanval van henzelf inhield is wat academici als Kristensen blijft verbazen, die zei dat de echte vraag is tegen wie de Amerikanen zouden vechten in het geval van een invasie. ā€œ[Zouden ze] tegen hun eigen leger vechten? Zij zijn daar alā€, vertelde hij aan Politico.

Ook al verhoogt Denemarken zijn defensie-uitgaven exponentieel als gevolg van de oorlog in OekraĆÆne, besteedt het 2,37% van zijn BBP aan militaire uitgaven en vervangt het al zijn F16-gevechtsvliegtuigen door geavanceerdere F35’s, toch zou het praktisch onmogelijk zijn om in zijn eentje een Amerikaanse invasie van Groenland militair te stoppen. Deze verhouding is zo slecht dat Ulrik Pram Gad van het Deense Instituut voor Internationale Studies deze hypothetische invasie ā€œde kortste oorlog ter wereldā€ noemde. Dit wordt nog versterkt door het feit dat op dit moment de overgrote meerderheid van het militaire personeel dat in Groenland is gestationeerd ook Amerikaans is, waarbij de Pituffik Space Base een cruciaal station is voor het Amerikaanse leger.

Hoe die invasie er eigenlijk uit zou zien, zou waarschijnlijk vanuit de lucht en over zee worden uitgevochten, omdat het ijzige terrein van Groenland strategisch ingewikkeld is om in op te treden. Maar zoals eerder vermeld, heeft de VS momenteel meer militairen op het eiland dan Denemarken zelf. We voorspellen dus eigenlijk hoe het voor hen zou zijn om een gebied binnen te vallen dat ze zelf controleren. Wat we wel kunnen bepalen is hoe lang die invasie zou moeten duren, althans op papier. Wettelijk gezien zou de Trump-administratie het Congres op de hoogte moeten brengen van elke militaire actie binnen 48 uur na de inzet van strijdkrachten, tenminste als Pete Hegseth ze nog niet heeft toegevoegd aan de groepschat (just kidding). Daarna zou het Congres het gebruik van geweld moeten autoriseren of oorlog moeten verklaren aan Groenland, beide zeer onwaarschijnlijke scenario’s. Om dit te laten gebeuren, zou Trump minstens 66 stemmen nodig hebben vóór de oorlog, en met de Democraten die 45 zetels hebben (vergeleken met 53 van de Republikeinen) zou dit erg ingewikkeld worden. In het geval dat Trump de toestemming niet krijgt, zou hij volgens artikel 1.8 van de Amerikaanse grondwet verplicht zijn om alle militaire operaties in Groenland binnen de komende 60 dagen te beĆ«indigen. Dit lijkt echter meer dan genoeg tijd voor de VS om de controle over Groenland veilig te stellen.

Het is duidelijk dat Denemarken een Amerikaanse invasie niet alleen kan tegenhouden, althans niet militair. Toch zijn ze lid van zowel de NAVO als de EU. Betekent dit dat ze het misschien niet alleen hoeven te doen?

NAVO

Wat gebeurt er als een NAVO-lid een ander lid binnenvalt? In de praktijk niet veel. Het bekendste artikel in het Noord-Atlantisch Verdrag is waarschijnlijk artikel 5, waarin staat dat ā€œeen aanval op een lid een aanval op allen isā€. Om dit artikel, net als alle andere beslissingen van de Noord-Atlantische Raad (NAR), van kracht te laten worden, is echter een unanieme consensus nodig. Dit betekent dat als een lidstaat een ander lid binnenvalt, de agressor er ook mee moet instemmen dat alle andere leden ertegen reageren, iets wat logischerwijs nooit zal gebeuren. Dit is eigenlijk al eerder gebeurd, toen Griekenland en Turkije (beide NAVO-leden) tegen elkaar vochten in de Cyprus-crisis van 1974, zonder dat artikel 5 werd ingeroepen.

Toch is het invoeren van artikel 5 niet de eerste stap die wordt genomen binnen de NAVO. In plaats daarvan zou, zoals de Noorse minister van Buitenlandse Zaken Espen Barth Eide zei, de betrokkenheid van de NAVO tijdens een Amerikaanse invasie van Groenland waarschijnlijk eindigen met Art. 1, dat oproept tot een vreedzame oplossing van geschillen en partijen afzien van het gebruik van geweld. Een eventueel conflict zou dus waarschijnlijk intern langs diplomatieke weg worden opgelost.

Veel deskundigen zijn echter niet zo optimistisch. Zij stellen dat een eventueel intern conflict het belang van het bondgenootschap ongetwijfeld zou verminderen en een interne crisis zou veroorzaken. Bovendien vinden sommige van deze academici en journalisten het belangrijk om de mogelijkheid te analyseren dat een NAVO-lid uit het bondgenootschap wordt gezet of geschorst.

In tegenstelling tot de meeste internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties (artikel 5 en 6) of de EU (artikel 7), heeft de NAVO geen clausule voor het schorsen of verbannen van een lid. Toch werd het idee grondig besproken tijdens het opstellen van het Verdrag van Washington in 1948. Met het argument dat de NAVO meer was dan alleen een militair bondgenootschap, maar een collectief gebaseerd op de principes van het handhaven en beschermen van gedeelde waarden, namelijk democratie, individuele vrijheden en de rechtsstaat, stelde Canada voor om een schorsingsclausule op te nemen voor het geval een lid afweek van deze idealen. Andere leden stonden hier huiverig tegenover en vonden het te ingewikkeld en onnodig om stemmingen in de NAR op te nemen. De clausule werd dus nooit opgenomen.

Sindsdien hebben politici en NAVO-functionarissen echter voortdurend opmerkingen gemaakt over de mogelijkheid om een lid uit de NAVO te zetten, ondanks het ontbreken van een uitzettingsclausule. Zij stellen dat het handhaven van de waarden waarop de NAVO is gebaseerd een fundamenteel onderdeel is van de doelstelling van het bondgenootschap (het andere belangrijke onderdeel van de doelstelling van de NAVO is de bescherming van vrede en veiligheid). Daarom kan, volgens artikel 60 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, het niet handhaven van deze idealen een wezenlijke schending van het verdrag vormen. Artikel 60(b) van het Verdrag van Wenen stelt dat een wezenlijke schending bestaat uit: ā€œde schending van een bepaling die essentieel is voor de verwezenlijking van het doel of de strekking van het verdragā€. Als dit het geval zou zijn, zou de NAR kunnen stemmen om een lid uit te zetten, een beslissing waarvoor een unaniem besluit nodig is, exclusief de staat die in gebreke is. Dit betekent dat de VS niet zouden deelnemen aan deze stemming.

Het is aan de andere leden van de Raad om te bepalen of de VS hun verplichtingen onder het Noord-Atlantische Verdrag niet nakomen. Maar als het hele doel van de NAVO het bewaren van vrede en veiligheid is, lijkt het beginnen van een oorlog daar duidelijk tegenin te gaan, vooral als het tegen een ander lid van het bondgenootschap is. Hetzelfde kan gezegd worden over de waarden die ten grondslag liggen aan de NAVO, aangezien een invasie de democratische processen in Groenland zou negeren (in tegenstelling tot een verkoop waarvoor een succesvol referendum nodig zou zijn), illegaal zou zijn en inbreuk zou kunnen maken op de individuele vrijheden van Groenlanders. In het verleden werden alle discussies over de mogelijkheid om een lid uit de organisatie te zetten gevoerd in een zeer specifiek discours waarin de VS degene was die de schop gaf. Dit was het geval bij de beoordeling van het lidmaatschap van Turkije na de Cyprus-crisis en Operatie Vredeslente. Het blijft dus onduidelijk of de leden bereid zijn om het grootste lid en de grootste contribuant aan de alliantie eruit te schoppen. Dit zou een aanzienlijke klap betekenen voor de internationale reputatie, het budget en de operationele capaciteit van de NAVO, vooral gezien de rol van de VS als waarborgstaat en de facto leider van de organisatie. Bovendien, zoals Federica Fazio van het Brexit Institute het verwoordde, zou het feit dat ā€œjuist het land waar de NAVO de afgelopen 75 jaar op heeft vertrouwd voor bescherming, nu het land is waartegen het bescherming nodig heeft … een identiteitscrisis kunnen veroorzakenā€ voor het bondgenootschap als geheel. Hoewel het dus juridisch mogelijk zou zijn voor de NAVO om de VS eruit te schoppen, blijft de vraag of dat politiek voordelig zou zijn.

Als het de NAVO niet is, kan Denemarken dan terecht bij de EU?

Net als de NAVO heeft ook de Europese Unie een clausule voor wederzijdse steun. Dit is artikel 42.7 van het Verdrag van de Europese Unie (VEU), waarin staat dat alle leden steun moeten verlenen aan elk lid dat slachtoffer is van agressie. Het is echter een raadsel of Denemarken zich wel of niet op artikel 42.7 kan beroepen. Het artikel bepaalt dat het pas van kracht kan worden als een lidstaat slachtoffer is van gewapende agressie ā€œop zijn grondgebiedā€. Maar het is onduidelijk of Groenland wel of niet tot het grondgebied van Denemarken behoort. Groenland behoort net als de Faerƶereilanden tot de overzeese gebiedsdelen van Denemarken. De EU beschouwt echter twee verschillende soorten overzeese gebieden: Ultraperifere gebieden (UPR’s) en landen en gebieden overzee (LGO’s). UPR’s zijn ā€œvolwaardige EU-regio’s die vallen onder de EU-wetgeving en alle rechten en plichten die horen bij het lidmaatschap van de EUā€. De LGO zijn gebieden die geassocieerd zijn met de EU, maar er geen deel van uitmaken. Hoewel hun buitenlands, veiligheids- en militair beleid vaak onder de jurisdictie van een EU-lid valt (in dit geval Denemarken), is de EU-wetgeving niet op hen van toepassing. Aanvankelijk trad Groenland in 1973 samen met Denemarken toe tot de Europese Gemeenschap en werd het op dat moment beschouwd als een ultraperifere regio. In 1985 trok Groenland zich echter terug na een referendum. Sindsdien wordt Groenland door de EU beschouwd als een LGO, waardoor het volgens sommigen niet onder artikel 42.7, valt. Dit argument stelt dat de clausule alleen van toepassing zou moeten zijn op UPR’s waar EU-wetgeving van kracht is. De Franse minister van Buitenlandse Zaken Jean-NoĆ«l Barrot suggereerde onlangs echter dat de status van de UPR’s en LGO’s niet vastligt en dat de status van Groenland door de Europese Raad kan worden gewijzigd als Denemarken dat verzoekt. In dat geval zou Denemarken artikel 42.7 kunnen inroepen, waarvoor geen unanimiteit nodig zou zijn.

Hoewel het besluit om een beroep te doen niet unaniem hoeft te zijn, zal het waarschijnlijk alleen leiden tot bilaterale hulp aan Groenland en fragmentatie binnen de EU. Dit komt omdat de EU geen sanctiemechanisme heeft dat lidstaten dwingt om zich aan de regels te houden, en het is niet moeilijk om te verwachten dat landen als Hongarije en Italiƫ ervoor zullen kiezen om dat niet te doen. De leden die wel besluiten om Denemarken te helpen, zullen dit dus via bilaterale onderhandelingen moeten doen. Bovendien zouden landen die lid zijn van de NAVO en de EU te maken krijgen met tegenstrijdige verzoeken om hulp, van Denemarken via de EU en van de VS via de NAVO. Dit zou kunnen leiden tot enige politieke discussie/tegenstrijdigheden binnen de regeringen van deze landen, maar het is veilig om aan te nemen dat zij zich zouden committeren aan de bijstand die al aan Denemarken is verleend op grond van artikel 42.7 van de VEU. Als grote leden van de EU, zoals Frankrijk en Duitsland, toezeggen Denemarken bij te staan, kan dat genoeg zijn om verdere militaire stappen van de VS af te schrikken.

Andere mogelijke (niet-militaire) scenario’s

Naast het onderzoeken van de mogelijkheid van een militaire invasie, moeten we ook kijken naar alternatieve niet-militaire scenario’s. Er zijn drie belangrijke niet-militaire aanpakken die Donald Trump zou kunnen nemen met betrekking tot Groenland.

Ten eerste zou hij kunnen proberen om het eiland economisch onder controle te krijgen, zoals hij dat ook met Canada probeert. In eerste instantie dreigde de president alleen strenge heffingen op te leggen aan een paar geselecteerde landen, waaronder Denemarken en Canada. Er werd aangenomen dat hij dit deed om een aantal concessies van Denemarken af te dwingen met betrekking tot Groenland, met name bepaalde exclusieve contracten voor de binnenkort toegankelijke delfstoffen. En als hij het bij een paar selectieve heffingen had gehouden, had het misschien gewerkt om zijn Groenlandse ambities te bevorderen. Maar, zoals we nu weten, gebeurde dat niet en nu vertonen zijn heffingen twee belangrijke tekortkomingen bij het bereiken van dit doel. Ten eerste legde hij niet alleen importheffingen op aan Denemarken, maar sloeg hij zo’n 90 verschillende landen met zijn ā€œwederzijdse importheffingenā€, waaronder de hele EU. Dit geeft Denemarken geen verdere stimulans om met Trump te onderhandelen, omdat het dit zou moeten doen met het hele Europese blok en het lijkt slechts een van de vele getroffen landen te zijn zonder speciale belangen voor Trump. Bovendien laten de heffingen van Trump farmaceutische producten buiten beschouwing. Op dit moment is de grootste exporterende sector van Denemarken de grote farmaceutische industrie, met name door de productie van insuline en het afslankmedicijn Ozempic. Hoewel de heffingen Denemarken dus zeker zullen treffen, zoals elk ander land met heffingen, zullen ze niet het sterkste effect hebben op de Deense economie, omdat de grootste sector onaangeroerd blijft. Dit beperkt opnieuw de stimulansen van Denemarken voor verdere onderhandelingen met Trump over het verlichten van deze heffingen.

Het tweede mogelijke scenario is dat Groenland onafhankelijk wordt. Onafhankelijkheid is al lange tijd een punt van discussie onder Groenlanders. Uit recente peilingen blijkt dat ongeveer 80% van hen voorstander is van onafhankelijkheid van Denemarken. Bovendien heeft de Deense regering toegezegd dat als Groenland een referendum zou houden waarin wordt opgeroepen tot onafhankelijkheid, zij dit zou accepteren en ratificeren. Toch zal een dergelijke onafhankelijkheid er misschien niet snel komen. Het grootste probleem is dat Groenland op dit moment sterk afhankelijk is van subsidies uit Denemarken. Deze subsidies zijn momenteel goed voor ongeveer ā…• van het hele BBP van Groenland en worden gebruikt om het onderwijs en de gezondheidszorg van de Groenlanders te betalen. Dus tenzij Denemarken ermee instemt om de subsidies te blijven betalen, in een overeenkomst die vergelijkbaar is met wat de VS heeft met Puerto Rico, is de verwachting dat de roep om onafhankelijkheid niet ver zal komen. Niettemin is Denemarken niet de enige die voor deze subsidies zou kunnen betalen en er zijn discussies geweest over het overnemen van de jaarlijkse kosten van 800 miljoen dollar door de VS of zelfs over het leasen van het land van Denemarken. Voor deze opties is de goedkeuring van zowel Denemarken als Groenland nodig. Hoewel we niet precies weten hoe Denemarken tegenover deze kwestie staat, heeft Groenland vrij duidelijk gemaakt dat ze geen interesse hebben om de 51e staat van Trump te worden. Uit een opiniepeiling in januari bleek dat 85% van de Groenlanders het idee afwijst en slechts 6% deel wil uitmaken van de VS (alle anderen hadden geen mening). In feite is het meest waarschijnlijke geval dat de publieke belangstelling van Trump voor het eiland het onafhankelijkheidsdebat alleen maar in de tegenovergestelde richting duwt. Want ook al hebben we laten zien dat de kans klein is dat de EU of de NAVO in geval van een invasie doortastend optreedt, die kans is er zeker nog. En zolang Trump zijn agressieve discours ten opzichte van het ijzige land handhaaft, zouden Groenlanders op zijn minst een zekere mate van extra veiligheid willen hebben.

Het laatste scenario, dat naar mijn mening het meest plausibel is, is dat Trump simpelweg zijn interesse in Groenland verliest. Het tweede presidentschap van Donald Trump heeft iets meer dan drie maanden geduurd (hoewel het veel langer aanvoelt), maar elk van die dagen ā€œwas niets minder dan duizelingwekkendā€. Vol chaos en besluiteloosheid heeft de Trump-regering tientallen verschillende beleidsvoorstellen aangekondigd, onaangekondigd, ingevoerd en stopgezet. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is misschien wel zijn ā€œwederzijdse heffingenā€. De president beloofde voor het eerst heffingen op Mexico en Canada tijdens zijn inaugurale rede op 20 januari en zei dat ze op 1 februari van kracht zouden worden. Echter, sindsdien heeft hij de importheffingen op zijn twee buurlanden twee keer uitgesteld, verschillende producten vrijgesteld, zelfs het percentage verlaagd en tot op de dag van vandaag zijn de meeste importheffingen nog steeds niet opgelegd aan Mexico. Iets soortgelijks is te zien in zijn benadering van de heffingen op China, waarbij hij dinsdag zei dat de heffingen ā€œsubstantieel omlaag zullen gaanā€. Een ander belangrijk voorbeeld van Trump die zijn interesse verliest of terugkomt op een beleidsbelofte is zijn voornemen om het Panamakanaal te heroveren. Naast het annexeren van Canada en Groenland was dit een van de belangrijkste aankondigingen die hij deed zodra hij was ingehuldigd. Maar in januari kwam er ook een einde aan zijn Panama-intenties en daarna heeft hij het er nauwelijks meer over gehad. Dit kan zijn omdat hij het erg druk heeft gehad met andere dingen (je weet wel, de wereldeconomie vernietigen enzovoort), maar het komt waarschijnlijk doordat zijn adviseurs zich realiseerden dat het terugwinnen van het kanaal ingewikkelder is dan hij dacht. Het idee helemaal laten varen was dus gewoon makkelijker. Veel politicologen en journalisten verwachten een vergelijkbaar patroon met betrekking tot zijn standpunten over Groenland, waar hij ofwel de onpraktische kanten van zijn plan zal opmerken of gewoon een nieuw speeltje zal vinden.

Dit zijn slechts enkele van de mogelijke juridische en militaire processen die een Amerikaanse invasie van Groenland in gang zou zetten. Hoewel deze militaire confrontatie bijna een onmiddellijke Amerikaanse overwinning zou opleveren, kan een invasie van Groenland een aantal juridische processen in gang zetten die, hoewel ze waarschijnlijk geen oorlog tegen de VS zullen beginnen, zeker schade zullen toebrengen aan de reputatie van de VS binnen de internationale gemeenschap en aan het aanzien van de NAVO op het gebied van wereldwijde veiligheid. Om maar te zwijgen van de ongelooflijke twijfel die dit zou zaaien bij elk westers land dat vertrouwt op Amerikaanse bescherming tegen hun respectievelijke tegenstanders. Toch lijkt het idee op dit moment nog steeds ongelooflijk vergezocht, zelfs voor deze Trump-regering. Dus hopelijk blijft het allemaal niet meer dan een leuk, verwrongen spelletje.

Foto: Felix Mittermeier via Unsplash

Het zwaard en de vlam van de revolutie: De Tsjeka

De geheime dienst van Lenin

Door Lisa Harmeling

Op 12 maart 1917 had het Tsarisme zijn laatste adem uitgeblazen. Uiteindelijk stortte het Keizerrijk, dat nog bij de viering van de Romanov-dynastie in 1913 driehonderd kaarsjes mocht doven, ineen als een kaartenhuis zonder fundering. De naweeën van de val van Nicolaas II zal in heel Rusland en Europa nagalmen en het ancièn regime zal net als bij de Franse Revolutie in de 18e eeuw plaats moeten maken voor een nieuw regime dat de wereld vanaf het begin tot aan het eind van de 20e eeuw zal choqueren.

Het verhaal van Rusland wordt gedomineerd door onderdrukkende regimes, oorlogen en revoluties. De bijbehorende slachtoffers zijn dromers, dichters, dagloners, dienstbodes en allen die onterecht werden gebrandmerkt als ā€˜vijand’. Het is belangrijk om terug te blikken naar de begindagen van het regime van Lenin (1870-1924), aangezien de patronen van toen zichtbaar zijn in het hedendaagse Rusland van Poetin. De overeenkomsten worden expliciet geĆÆllustreerd door de inzet van een almachtig orgaan dat al sinds jaar en dag het staats-bestuurlijke en politieke landschap overheerst. De geheime dienst is zowel toen als nu van cruciaal belang om hun leiders op het zadel te houden. Onder de beginjaren van het bewind van Lenin zou zijn geheime dienst de blauwdruk worden voor de latere KGB (ComitĆ© voor Staatsveiligheid) en de huidige FSB (Federale Veiligheidsdienst van de Russische Federatie). De Tsjeka (buitengewone commissie ter bestrijding van contrarevolutie, speculatie en sabotage) werd opgericht op 20 december 1917 en zou tot de afschaffing van het orgaan in 1922 onheil verspreiden. 

Oorlog en Revoluties

De Eerste Wereldoorlog was een uitputtingsslag waar het Russische keizerrijk niet tegen opgewassen was. Catastrofale verliezen aan het front en gebrek aan voedsel in steden lieten het moraal tot het dieptepunt zakken. Er daalde een sterke fatalistische stemming over de bevolking en de elites. Zo zei de consul van Groot-BrittanniĆ« Bruce Lockhart (1887-1970): ā€œDe naderende ramp zat al in ieders hoofd en lag al op ieders lippen.ā€ De Britse ambassadeur George Buchanan (1854-1924) probeerde Tsaar Nicolaas II nog te waarschuwen voor het gevaar van een aanstaande revolutie. Als de Tsaar hem zittend zou ontvangen, zou alles goed komen, zei hij tegen Bruce Lockhart voordat hij vertrok richting het Alexanderpaleis. Toen Buchanan op 30 december aankwam, werd hij staand ontvangen. 

De storm brak los op 8 maart 1917 – in de oude kalender begon de Februarirevolutie op 23 februari, vandaar de naam – het startpunt van de Februarirevolutie. Ziniada Gippius (1886-1945) was een schrijfster en dichteres en schreef op zondag 25 februari: ā€het wordt maar niet rustig, het is juist of de onrust steeds erger wordt. Heel langzaam maar zeker … Maar laat ik niet vergeten dat Ć”lles nu anders is.ā€  De laatste uren van het Tsarendom tikte langzaam maar zeker weg. Er werden wel maatregelen genomen om de protesterende menigte uiteen te drijven. Echter mocht het niet meer baten, integendeel zelfs, de massa werd luider. Toen de laatste trouwe militaire kopstukken de kant van het volk hadden gekozen, werd het Keizerrijk waar de zon nooit onderging verleden tijd. 

Er werd een voorlopige regering gecreĆ«erd die een liberaler regime wilde opzetten en misnoegen uit het verleden beoogde recht te zetten. Echter, het voorlopige regime was zwak, wat lag aan het feit dat tijdens haar bestaan het veel meer ijver heeft getoond in het vernietigen van de erfenis uit het verleden dan in het bouwen van iets om het te vervangen. Een ander probleem was tevens het onvermogen om de oorlog te beĆ«indigen of de economie te herstellen, waardoor Lenin en andere revolutionairen met slogans zoals ā€˜Vrede, Land en Brood’ ten koste van de voorlopige regering aan populariteit wonnen. De voorlopige regering zag de storm wel naderen, maar kon het tij niet keren. Lenin maakte gebruik van de situatie en vond het in oktober 1917 de hoogste tijd voor een coup d’Ć©tat, verhuld als revolutie: de Oktoberrevolutie. 

De geheime dienst en revolutionair geweld

Lenin en de Bolsjewieken – zo werden Lenins aanhangers bij de sociaal-democratische arbeiders partij genoemd – wilden koste wat het kost de revolutie doorzetten, desnoods met revolutionair geweld. Lenin had een strijdmacht nodig om zijn communistische heilstaat te realiseren en te preserveren, daarom is het ook weinig verrassend dat er een staatspolitie genaamd het Militair Revolutionair ComitĆ© (MRC) werd opgericht. Het MRC en milities bezetten strategische steden en infrastructuur. Ondertussen waren de ministers van de voorlopige regering gearresteerd of gevlucht en liep de oppositie weg van gesprekken met de Bolsjewistische partij uit protest tegen de staatsgreep. Het gevolg was dat de Bolsjewieken binnen een paar maanden vrij spel hadden om unilateraal nieuwe staatsorganen op te richten en moties aan te nemen in het parlement. Rechten en vrijheden werden per decreet uitgehold en iedereen die zich niet hield aan de nieuwe wetten werd gezien als contrarevolutionair.

Op 4 december 1917 klaagde Lenin tegen mede-Bolsjewiek en het latere hoofd van de geheime dienst Feliks Dzerzjinski (1877-1926) over de problematiek van sabotage door de bourgeoisie. Het MRC werd vervangen door de Bolsjewistische geheime dienst, de Buitengewone Commissie ter Bestrijding van Contrarevolutie, Speculatie en Sabotage, oftewel de Tsjeka. Toen de Tsjeka werd opgericht in december 1917 zagen de Bolsjewieken overal vijanden en bedreigingen. De bezittende klasse en politieke tegenstanders moesten het eerst ontgelden en werden opgespoord en uitgeroeid door middel van het nieuwe orgaan. De situatie verergerde voor de bevolking na de mislukte moordpoging op Lenin op 30 augustus 1918. Een paar uur na de aanslag besloot de partij per decreet terug te slaan tegen alle vermeende vijanden van de revolutie. Vanaf dat punt barstte de Rode Terreur los en was niemand meer veilig voor de meedogenloze Tsjeka. Het is wel opmerkelijk dat de groepen waarvoor Lenin in oktober nog streed, nu ook konden worden aangemerkt als staatsvijand. De Tsjeka kreeg ongelimiteerde macht en hoefde als orgaan alleen maar verantwoording af te leggen aan de partijleiding. 

De staat binnen de staat

Binnen drie jaar werd de Tsjeka (een instantie die in 1917 nog geen veertig leden had) het belangrijkste staatsorgaan van Lenins regime. Tsjeka’s vele bevoegdheden – naast het opsporen van vijanden, hen strafrechtelijk vervolgen en executeren – leidde ertoe dat er rivaliteiten binnen de Bolsjewistische partij ontstonden. De ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken streden tegen de Tsjeka om hun macht en invloed te behouden, aangezien die instanties fel gekant waren tegen de inbreuk van de Tsjeka op hun legitieme functies. Ook andere Bolsjewieken zagen het niet zitten dat een orgaan zoveel macht had vergaard. Een lid van de Bolsjewistische partij was van mening dat de terreur geen terreur genoemd kan worden, het zou volgens hem van het begin tot het eind een misdaad zijn. De hevigheid van de terreur kon voor velen niet gerechtvaardigd worden. Daarentegen koos Lenin de kant van de Tsjeka, hij wilde niet tijdens de Rode Terreur zijn ultieme wapen neutraliseren. Iedereen die zich tegen de Tsjeka keerde, was volgens Lenin vijandig tegenover de revolutie en het proletariaat. Het was een niet zo subtiele hint naar de tegenstanders van de Tsjeka binnen de Bolsjewistische partij toe dat het bekritiseren van de Tsjeka gelijkstond aan verraad. Lenin gaf de Tsjeka een carte blanche om te doen wat het zelf wilde, waardoor het zich niets aantrok van wetten en het mogelijk maakte om nog meer macht naar zich toe te trekken. De felheid en vastberadenheid van de Tsjeka om vast te houden aan gezag en macht toont aan dat binnen het bestaande staatsapparaat een nieuwe en bijna soevereine staat is ontstaan. De Tsjeka hoefde alleen nog verantwoording af te leggen aan Lenin. Binnen de almachtige staat functioneerde de Tsjeka als onderzoeker, aanklager, rechter en beul. 

Patronen

President Poetin is een product van zijn tijd bij de KGB, de opvolger van de Tsjeka. Poetin acht het – net zoals zijn voorgangers Lenin en Stalin – noodzakelijk om de touwtjes stevig in handen te houden. De geheime dienst was zowel voor Lenin, Stalin, als Poetin een geliefd middel om hun macht te consolideren. Ook de nieuwe Tsaar van het Kremlin regeert met ijzeren vuist over bevolking en elites.Ā 

Foto: Pavel Neznanov via Unsplash

Make Latin America Great Again: Tracking Trump’s Beleid voor Latijns-AmerikaĀ 

Door Claudio Ɓlvarez del Castillo

President Trump, nog geen drie maanden in zijn tweede termijn, heeft het buitenlands beleid van de VS drastisch hervormd. Met meer dan 100 ondertekende uitvoeringsbesluiten heeft deze regering bewezen altijd aanvallend te zijn. Als het gaat om Latijns-Amerika, heeft Trump zijn doelen duidelijk gemaakt – de controle over illegale immigratie versterken, drugshandel hard aanpakken en de Amerikaanse invloed in de regio uitbreiden. Door middel van economische sancties en handels-druk heeft hij de buurlanden voor een moeilijke keuze gesteld: voldoen aan zijn eisen of ernstige repercussies tegemoet zien. 

Dit artikel onderzoekt de belangrijkste stappen van de Trump-regering om Latijns-Amerikaanse landen naar hun hand te zetten, en onderzoekt hun impact op de regio en de verwachtingen voor de toekomst. 

Handels- en economisch beleid

ā€œTariffs are about making America rich again and making America great again,ā€ verklaarde Trump in zijn eerste toespraak tot het Congres op 4 maart, waarin hij zijn agressieve handelsoorlog tegen de naaste buren van het land vierde. Als onderhandelingsstrategie heeft hij tarieven van 25 procent ingesteld op alle import uit Canada en Mexico. Terwijl de Mexicaanse regering er twee keer in is geslaagd om deze tarieven uit te stellen, en de laatste verlenging op 2 april afloopt, heeft Canada gekozen voor een meer strijdlustige aanpak door zelf te reageren met heffingen. Beide landen zijn ook getroffen door universele invoerheffingen op staal, aluminium en auto’s, daarnaast sectoren die een belangrijke rol spelen in hun vrijhandelsovereenkomst, de USMCA wordt geraakt. 

Met deze economische sancties wil Trump de twee grootste handelspartners van het land dwingen om strengere maatregelen te nemen tegen illegale immigratie en drugshandel. Hij wil met name de toestroom van criminelen aanpakken en daarmee de verspreiding van fentanyl, een drug die 50 keer krachtiger is dan heroĆÆne en die grote Amerikaanse steden is binnengedrongen. Bovendien staat de Amerikaanse president erop dat deze maatregelen Noord-Amerikaanse fabrikanten zullen stimuleren om zich in de VS te vestigen, een strategie die volgens hem de binnenlandse werkgelegenheid zal bevorderen en de afhankelijkheid van buitenlandse economieĆ«n zal verminderen. 

Naast handel heeft Trump ook interesse getoond in het Panamakanaal. Zijn retoriek over ā€œhet terugnemenā€ stuitte op weerstand van de Panamese president JosĆ© RaĆŗl Mulino, die in februari werd bezocht door de minister van Buitenlandse Zaken, Marco Rubio. Na de ontmoeting kondigde Mulino echter aan dat Panama zijn deelname aan het Chinese Belt and Road Initiative niet zou verlengen, wat duidt op een duidelijke manoeuvre om de invloed van China tegen te gaan en de Amerikaanse controle over de regio te vergroten. 

Ondertussen ondertekende de Amerikaanse president op 24 maart een uitvoerend bevel waarin tarieven werden aangekondigd voor landen die olie importeren uit Venezuela. Deze maatregel komt weken na het intrekken van licenties die het mogelijk maakten voor bedrijven als Chevron om in dit land te opereren, waardoor de Venezolaanse olie-export naar de VS effectief werd stopgezet en de belangrijkste inkomstenbron van het land ernstig werd getroffen. 

Migratie en grenscontrole 

Trump verspilde geen tijd om de situatie aan de zuidelijke grens uit te roepen tot nationale noodsituatie. Hij heeft snel militaire troepen ingezet en de capaciteiten van de immigratie- en douanediensten uitgebreid. Hij heeft ook de beperkingen op immigratiearrestaties opgeheven, zodat ze kunnen plaatsvinden op kwetsbare locaties zoals scholen, kerken en ziekenhuizen. 

De impact is verbluffend. Immigration and Customs Enforcement (ICE) registreerde 32.809 arrestaties tijdens de eerste 50 dagen dat Trump aan de macht was – een duizelingwekkende toename van 627% in vergelijking met de vorige regering. Bijna de helft van de arrestanten zijn veroordeelde criminelen, terwijl ongeveer een derde nog een strafrechtelijke aanklacht heeft lopen. Hoewel hun landen van herkomst onduidelijk blijven, suggereren de rapporten dat de meesten uit Latijns-Amerika komen. Dit heeft geleid tot ernstige overbevolking in detentiefaciliteiten en tot bezorgdheid over de behoefte aan extra middelen om de toegenomen populatie gedetineerden te beheren. 

Omgekeerd meldde Customs and Border Protection (CBP) een scherpe daling van het aantal aanhoudingen aan de grens, met in februari een daling van 71% ten opzichte van januari en 94% ten opzichte van het voorgaande jaar – de laagste cijfers in 25 jaar. Trump schrijft deze duidelijke vermindering toe aan zijn harde beleid en agressieve retoriek, waarvan hij beweert dat ze migranten hebben afgeschrikt om te proberen over te steken. 

Om de overloop in detentiecentra in goede banen te leiden, is het aantal uitzettingsvluchten toegenomen. Meerdere landen zoals Mexico, Venezuela, El Salvador en Panama hebben vrijwillig of gedwongen gedeporteerden geaccepteerd. Colombia, bijvoorbeeld, weigerde aanvankelijk om vliegtuigen met gedeporteerde migranten te ontvangen, maar gaf later toe nadat Trump dreigde om 25 procent invoerrechten te heffen op alle Colombiaanse import. 

Op 15 maart deporteerde de regering Trump 261 Venezolaanse en Salvadoraanse gedetineerde immigranten naar het Terrorisme Opsluitingscentrum (CECOT) in El Salvador, de grootste gevangenis in Latijns-Amerika. Deze deportaties waren gerechtvaardigd onder de zelden ingeroepen Alien Enemies Act van 1798, die de Amerikaanse overheid toestaat om niet-burgers uit ā€œvijandige natiesā€ uit te zetten zonder een immigratie hoorzitting. Onder de gedetineerden bevonden zich vermeende leden van de Venezolaanse Tren de Aragua bende, die in februari door de Verenigde Staten als terroristische organisatie werd aangemerkt. Diezelfde dag vaardigde een federale rechter een 14-daagse blokkade uit voor deze deportaties, maar twee vluchten waren al onderweg op het moment van de uitspraak. Het initiatief werd voor het eerst voorgesteld door de president van El Salvador, Nayib Bukele, die ermee instemde om 300 vermoedelijke leden van de Tren de Aragua een jaar lang op te sluiten in ruil voor een vergoeding van $6 miljoen

Trump heeft ook grote interesse getoond in het uitbreiden van het Guantanamo Migrant Operations Center om ā€˜criminele immigranten met een hoge prioriteit’ vast te houden, of zoals hij zei, ā€œsommigen van hen zijn zo slecht dat we de landen niet eens vertrouwen om ze vast te houdenā€. Het plan is echter vastgelopen vanwege financiĆ«le problemen en wijdverspreide juridische en mensenrechten problemen

Veiligheid en drugshandel 

In februari bestempelde de regering Trump acht grote criminele groepen uit Mexico, Venezuela en El Salvador officieel als terroristische organisaties. Deze maatregel geeft de Verenigde Staten meer militaire en juridische bevoegdheden om deze kartels te bestrijden, waardoor strengere vervolging, inbeslagname van activa en mogelijk grensoverschrijdende militaire interventies mogelijk worden. 

Bovendien heeft Mexico, onder zware economische druk en naar aanleiding van beschuldigingen van kabinetsleden van Trump dat de Mexicaanse regering doordrongen is van de invloed van kartels, zijn misdaadbestrijding operaties geĆÆntensiveerd, het aantal aanhoudingen verhoogd en de veiligheid langs de noordgrens versterkt. Een belangrijk moment kwam in februari met de uitlevering van 29 prominente kartelleiders aan de VS, van wie er al een aantal voor de rechter moet verschijnen. Ondanks deze inspanningen vragen velen zich af of Mexico zich echt inzet om de kartels te ontmantelen of alleen maar het absolute minimum doet om Washington te sussen. 

Wat komt hierna?

In slechts een paar maanden tijd heeft Trump de Amerikaanse relaties met Latijns-Amerika grondig hervormd. Door economische druk, een agressief immigratiebeleid en een onbuigzame houding op het gebied van veiligheid heeft hij de buurlanden tot naleving gedwongen. Hoewel deze maatregelen onmiddellijke resultaten hebben opgeleverd, hebben ze ook tot veel verzet geleid, waardoor de diplomatieke banden onder druk zijn komen te staan en er bezorgdheid is ontstaan over de stabiliteit op de lange termijn. Zijn terugkeer in het Witte Huis heeft schokgolven veroorzaakt in de wereldwijde politieke arena, waardoor regeringen gedwongen werden zich aan te passen aan zijn strijdlustige aanpak in een poging sancties en diplomatieke conflicten te vermijden. In de toekomst lijken verdere economische sancties tegen zowel bondgenoten als tegenstanders onvermijdelijk, en daarmee een toename van spanningen en onzekerheid. 

Foto: The Digital Artist via pixabay

Genderquota in de politiek: Vertegenwoordiging, uitdagingen en gevolgen

Door Rebecca Schiavo

Met de opkomst van het feminisme zien we steeds meer vrouwen in alle disciplines, inclusief de politiek. De inclusie van vrouwen is om verschillende redenen essentieel. Ze bieden een verscheidenheid aan perspectieven, ondersteunen beleid dat tegemoet komt aan de zorgen van vrouwen in de samenleving in het algemeen, veranderen de gender structuur van de publieke arena en versterken de democratische legitimiteit naast het helpen creĆ«ren van een meer inclusieve en representatieve regering. Om meer inzicht te krijgen in genderquota, interviewde ik Dr. Diana DĆ”vila Gordillo, assistant-professor Vergelijkende Politiek aan de Universiteit Leiden, die zich focust op de studie van vrouwenvertegenwoordiging en partijorganisaties. Zoals Dr. DĆ”vila Gordillo benadrukt, is de inclusie van vrouwen niet afhankelijk van de vraag of het de politiek verbetert of vrede brengt. Het is eerder zo dat ā€œvrouwen moeten worden opgenomen alleen maar omdat we 50% van de bevolking uitmaken,ā€ en dat er daarom een gelijke vertegenwoordiging van dat percentage in de politiek moet zijn. Dit is een kwestie van ervoor zorgen dat alle stemmen worden meegenomen in het bestuur. Het belangrijkste is dat vrouwen andere perspectieven in de politiek brengen, gevormd door hun verschillende ervaringen die mannen misschien over het hoofd zien. Deze verschillende standpunten zijn van vitaal belang voor een meer omvattende en inclusieve besluitvorming.

Vrouwen mogen echter pas sinds kort officieel op gelijke voet met mannen aan politiek doen. In het verleden werden politieke systemen gedomineerd door mannen en werden vrouwen uitgesloten van besluitvorming functies. In de loop der tijd hebben onderwijs, feministische bewegingen en pleitbezorging aangedrongen op meer inclusie. Hoe kunnen we meer vrouwen opnemen? EĆ©n benadering is de genderquota, die ertoe bijdragen dat vrouwen steeds meer in dezelfde ruimten worden opgenomen als mannen. De eerste wet op genderquota werd in ArgentiniĆ« geĆÆntroduceerd, genaamd Ley de Cupos, tijdens de verkiezing van de Argentijnse Kamer van Afgevaardigden in 1993.  De Ley de Cupos, samen met aanhoudende inspanningen van de vrouwenbeweging, zorgde ervoor dat meer vrouwen een wetgevende functie bekleedden. In 1997 werd zelfs ā€œ27% van de vrouwen gekozenā€. Genderquota hebben bewezen een effectief middel te zijn om de vertegenwoordiging van vrouwen te garanderen. 

Welke invloed hebben genderquota op politieke vertegenwoordiging?

Genderquota zijn maatregelen die ervoor moeten zorgen dat vrouwen vertegenwoordigd zijn in de politieke arena waarvan ze voorheen waren uitgesloten. Er zijn drie belangrijke soorten genderquota: gereserveerde zetels, partijquota en wetgevende quota. Gereserveerde zetels houden de verplichting in om een specifiek aantal zetels te reserveren voor vrouwelijke wetgevers. Dit garandeert niet alleen een minimumniveau van vrouwelijke vertegenwoordiging in politieke organen, maar zorgt er ook voor dat vrouwen gekozen worden. Verder zijn partijquota maatregelen die tot doel hebben een bepaald percentage vrouwen op te nemen op de lijst van kandidaten voor een politiek ambt. Deze maatregelen worden vrijwillig aangenomen door individuele partijen en verschillen per partij. Wettelijke quota, ten slotte, verplichten alle politieke partijen om een bepaald percentage vrouwelijke kandidaten te benoemen. Deze wetgevende quota zijn echter verplicht, vastgesteld door nationale parlementen en gelden voor alle politieke partijen, niet alleen voor de partijen die ervoor kiezen om quota in te stellen. Over het algemeen zijn genderquota bedoeld om de vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek te vergroten, genderongelijkheid te verminderen en de historische uitsluiting van vrouwen aan te pakken. In systemen van proportionele vertegenwoordiging op basis van gesloten lijsten, waarbij kiezers hun stem uitbrengen op de partij en de partij de volgorde van de kandidaten op de lijst bepaalt, worden kandidaten gekozen op basis van hun positie. Daarom is het van cruciaal belang de volgorde van kandidaten op de lijst te regelen om ervoor te zorgen dat partijen vrouwen niet onderaan de lijst plaatsen en toch voldoen aan de noodzakelijke quota. Door vrouwen onderaan de lijst te plaatsen, hebben ze minder kans om verkozen te worden, waardoor het hele doel van genderquota wordt genegeerd en de doeltreffendheid ervan afneemt.  

Genderquota in verschillende kiesstelsels:

Genderquota worden op verschillende manieren vastgesteld in verschillende politieke systemen. In majoritaire systemen wordt de betwiste zetel gegeven aan de partij of kandidaat die meer dan 50% van de stemmen krijgt in een kiesdistrict. In majoritaire systemen is het belangrijk om te garanderen dat vrouwelijke kandidaten worden geselecteerd in kiesdistricten die te winnen zijn, omdat partijen vrouwen kunnen selecteren in kiesdistricten waar ze minder kans hebben om te winnen, waardoor de impact van genderquota op de vertegenwoordiging wordt beperkt. Daarom is het in majoritaire systemen gebruikelijk om een bepaald aantal zetels exclusief voor vrouwen te reserveren, waardoor hun vertegenwoordiging toeneemt. In tegenstelling tot majoriteitsystemen die een formule nodig hebben om ā€œmeer stemmen te halen dan de oppositieā€, vereisen pluraliteitssystemen dat ƩƩn kandidaat per district meer stemmen haalt dan elke andere tegenstander. Aangezien pluraliteitssystemen zich richten op kandidatenlijsten en niet op partijlijsten, zijn genderquota’s minder effectief in het verhogen van de vertegenwoordiging van vrouwen dan andere systemen. In systemen van proportionele vertegenwoordiging moet de zetelverdeling in het algemeen overeenkomen met de verdeling van de stemmen onder concurrerende politieke partijen. Deze structuur, die gebaseerd is op proportionaliteit, betekent dat partijen het noodzakelijke aantal vrouwelijke kandidaten op hun kieslijst kunnen zetten, waardoor het gemakkelijker wordt om aan de genderquota te voldoen. Gemengde stelsels zijn een combinatie van zowel proportionele als majoritaire vertegenwoordiging. Hun doel is om een evenwicht te vinden tussen kiesdistrict vertegenwoordiging, waarbij gekozen vertegenwoordigers rechtstreeks specifieke geografische gebieden of kiezers vertegenwoordigen, en proportionaliteit. Dit dubbele kenmerk maakt het mogelijk om genderquota toe te passen op het proportionele element van gemengde stelsels. Daarom ā€œmandaterenā€ ze ook dat partijlijsten een percentage vrouwelijke kandidaten bevatten. Dr. DĆ”vila Gordillo specificeert dat stelsels van proportionele vertegenwoordiging met grotere districten met meerdere leden het gemakkelijker maken om quota voor vrouwen af te dwingen. In dergelijke systemen, waar meerdere zetels beschikbaar zijn, lopen partijen minder electoraal risico omdat er een grotere kans is dat een breed scala aan partijen wint. Zo wordt de kans groter dat vrouwen verkozen worden, omdat partijen ondervertegenwoordigde kandidaten kunnen opnemen zonder dat dit hun kansen om verkozen te worden beĆÆnvloed. Als er meer zetels voor het grijpen liggen, worden politieke partijen gestimuleerd om een gevarieerde kandidatenlijst op te stellen, inclusief vrouwen, wat de kansen voor vrouwen om te winnen vergroot. 

De casus van Rwanda:

Het World Economic Forum stelt dat Rwanda, een land in Oost-Afrika, de wereld aanvoert op het gebied van vrouwenvertegenwoordiging; vrouwen hebben meer dan 60% van de zetels in het parlement. In 2008 waren ze het eerste land met een parlement met een vrouwelijke meerderheid. Het Rwandees Patriottisch Front (RPF) won de parlementsverkiezingen van 2018 en vormde een coalitie met de Centristische Democratische Partij, de Ideale Democratische Partij, de Partij voor Vooruitgang en Concord en de Democratische Unie van Rwandezen. Van de 80 zetels in de Kamer van Afgevaardigden was 61% vrouw en 53 van de zetels waren voor rechtstreeks verkozen leden. De indirect verkozen leden waren goed voor 27 zetels, waarvan er 24 gereserveerd waren voor vrouwen. Dit betekent dat 48 vrouwen, waaronder zowel indirect als direct verkozen leden, deel uitmaakten van de meerderheidscoalitie. Hoewel Rwanda een stelsel van proportionele vertegenwoordiging heeft met meer-partijen-verkiezingen, classificeert de Freedom House Index Rwanda als ā€œNiet Vrijā€. Dit suggereert dat Rwanda functioneert als een niet-democratisch of hybride regime, waar formele democratische structuren bestaan, maar aanzienlijke beperkingen op politieke vrijheden en burgerlijke vrijheden blijven bestaan. Dr. DĆ”vila Gordillo legt uit dat in niet-democratische regimes quota vaak strategisch gebruikt worden om legitimiteit te tonen aan de internationale gemeenschap. Door het gebrek aan democratische waarden en instellingen kan de rol van vrouwen slechts symbolisch zijn, waardoor hun vermogen om veranderingen te bewerkstelligen beperkt is.

Controverses en uitdagingen van genderquota’s: 

Een veelvoorkomende controverse met genderquota is of de wetten die zich inzetten voor de inclusie van vrouwen, ondergekwalificeerde vrouwen simpelweg een doelwit van vertegenwoordigde vrouwen in de politiek vormen . Deze perceptie van minder bekwame kandidaten versterkt de stereotypen over de geloofwaardigheid van vrouwen in leidinggevende functies. Dr. DĆ”vila Gordillo bevestigt echter dat het belang van genderquota niet alleen ligt in de vertegenwoordiging, maar ook in hun rol in het stimuleren van investeringen in de opleiding van vrouwelijke politici, wat uiteindelijk de democratie verbetert. Naarmate vrouwen meer vertegenwoordigd zijn in de politiek, wordt er meer nadruk gelegd op het opleiden en trainen van vrouwen om gekwalificeerde kandidaten te worden, waarbij de bezorgdheid over competentie wordt weggenomen. Dr. DĆ”vila Gordillo benadrukt verder dat een grotere vertegenwoordiging van vrouwen het politieke systeem verbetert door een diversificatie van zowel mannelijke als vrouwelijke kandidaten, waardoor het politieke systeem inclusiever wordt en de democratische legitimiteit toeneemt. 

Een andere uitdaging van genderquota is inhoudelijke vertegenwoordiging, wat verwijst naar de mate waarin gekozen functionarissen de belangen van de groep die ze vertegenwoordigen verdedigen en bevorderen. Dr. DĆ”vila Gordillo stelt dat hoewel beschrijvende vertegenwoordiging, het idee dat gekozen functionarissen een groep vertegenwoordigen in termen van kenmerken, verbeterd is met de toename van vrouwen in de politiek, dit niet noodzakelijk betekent dat gekozen vrouwen effectief beleid zullen beĆÆnvloeden dat gendergelijkheid bevordert. Belemmeringen zoals genderspecifieke instellingen, uitsluiting van informele netwerken en culturele verwachtingen beperken de mate waarin vrouwen beleidswijzigingen kunnen nastreven, waardoor ze worden buitengesloten. Ze vat samen dat quota’s geen “wondermiddel” zijn om gendergelijkheid in de politiek te bereiken, maar ze openen wel ruimte voor verandering. 

Over Dr. Diana DƔvila Gordillo:

Dr. Diana DƔvila Gordillo is universitair docent vergelijkende politiek aan de Universiteit Leiden. Haar onderzoek richt zich op politieke instellingen en representatie, met een regionale nadruk op Latijns-Amerika. Ze is gespecialiseerd in de politieke representatie van vrouwen en partijorganisaties, waarbij ze de uitdagingen onderzoekt die vrouwen in de politiek tegenkomen en de rol van verschillende belanghebbenden bij het vormgeven van hun ervaringen.

Foto: Joakim Honkasalo op Unsplash

Strijd, solidariteit en vastberadenheid: Internationale Vrouwendag, toen en nu

Door Summer Knegtmans

Vandaag, 8 maart, is het Internationale Vrouwendag. Waarom wordt deze dag eigenlijk op 8 maart gevierd en wat is het belang van deze dag? De keuze voor deze specifieke dag was geen eenvoudige beslissing, aangezien de wortels van Internationale Vrouwendag verweven zijn met politieke strijd; arbeidersbewegingen; en de vastberadenheid van vrouwen om gelijke rechten te krijgen. Het is een dag die symbool staat voor de vele overwinningen die vrouwen wereldwijd hebben behaald, maar ook voor de vele strijdpunten die nog niet zijn opgelost. Het verhaal van Internationale Vrouwendag is er daarom een van strijd, solidariteit en vastberadenheid, en het is belangrijk om de historische context en betekenis ervan te begrijpen om te waarderen waarom deze dag nog steeds zo belangrijk is. Laten we dus eens dieper in de geschiedenis van deze dag duiken en erachter komen hoe het uitgroeide tot een mondiaal erkend evenement dat miljoenen vrouwen wereldwijd mobiliseert om voor hun rechten te vechten.Ā 

De oorsprong van Internationale Vrouwendag

De wortels van Internationale Vrouwendag liggen in het begin van de 20e eeuw, een periode waarin vrouwen over de hele wereld hun stem begonnen te laten horen, vooral op het gebied van arbeidsrechten. Het was een tijd van ingrijpende sociale en politieke veranderingen, waarin arbeidersbewegingen, de opkomst van het socialisme en de groeiende vrouwenbewegingen hand in hand gingen. De textielindustrie, waar vrouwen in grote aantallen werkten, was een van de werkplekken die de meeste armoede kende. Vrouwen binnen deze industrie werkten lange uren voor lage lonen in gevaarlijke toestanden. Fabrieken in steden als New York en Londen waren berucht om hun onveilige en ongezonde werkomstandigheden. Ondanks dat de vrouwen een onmisbare rol speelden in de economie, kregen ze weinig erkenning en bleven ze gevangen in een systeem van structurele economische uitbuiting.

Als reactie op deze erbarmelijke arbeidsomstandigheden kwamen op 8 maart 1908 duizenden textielarbeiders bijeen in New York om te protesteren. Ze eisten betere arbeidsomstandigheden, kortere werkweken, betere lonen en stemrecht. De staking van deze vrouwen wordt vaak gezien als de eerste actie die in verband wordt gebracht met het ontstaan van Internationale Vrouwendag. Deze historische gebeurtenis markeerde niet alleen een protest tegen sociale ongelijkheid, maar was ook een duidelijk signaal dat vrouwen zich niet langer zouden onderwerpen aan onderdrukking. De strijd die deze vrouwen voerden was niet alleen een strijd voor economische verbetering, maar ook voor hun grondslagen als mens. Deze staking werd het startschot voor de bredere vrouwenbeweging, die zich later in de 20e eeuw over de hele wereld zou verspreiden.

De eerste Internationale Vrouwendag

Het idee om een wereldwijde actiedag voor vrouwenrechten te organiseren ontstond pas twee jaar later, in 1910, toen de Duitse feministe Clara Zetkin dit voorstelde op de Tweede Internationale Socialistische Vrouwenconferentie in Kopenhagen. Zetkin, die een prominente rol speelde in de socialistische vrouwenbeweging, stelde voor om een jaarlijkse Internationale Vrouwendag te organiseren. Op die manier wilde ze de internationale solidariteit tussen vrouwen bevorderen, vooral met het oog op de strijd voor het stemrecht en de verbetering van de arbeidsomstandigheden. Haar voorstel was eenvoudig: door een jaarlijkse dag te organiseren waarop vrouwen in verschillende landen samen voor hun rechten zouden strijden, zou de vrouwenbeweging wereldwijd sterker kunnen worden. Het werd unaniem aangenomen door de afgevaardigden van de aanwezige landen. 

Een jaar later, op 19 maart 1911, vond de eerste Internationale Vrouwendag plaats. De dag werd gevierd in verschillende Europese landen zoals Duitsland, Oostenrijk, Denemarken en Zwitserland. Nederland sloot een jaar later aan en vierde zijn eerste Nederlandse Vrouwendag op 12 mei 1912. In de grote steden marcheerden duizenden vrouwen op straat. Ze hielden demonstraties en bijeenkomsten om te eisen dat vrouwen het recht op kiesrecht kregen, evenals betere arbeidsomstandigheden. In Wenen, bijvoorbeeld, verzamelden zich tienduizenden vrouwen, tegelijkertijd waren er in Berlijn massale optochten die de openbare ruimte vulden. De vrouwen lieten zich niet intimideren door de politie of door tegenstanders van vrouwenrechten, en hun krachtige protesten markeerden een belangrijk moment in de geschiedenis van de vrouwenbeweging. Hoewel de datum 19 maart oorspronkelijk werd gekozen vanwege de politieke betekenis ervan in Duitsland, zou een andere gebeurtenis, die zes jaar later zou plaatsvinden in Rusland, de keuze voor de datum 8 maart definitief maken.

Het keerpunt: de Russische Revolutie

De verandering van datum van 19 maart naar 8 maart gebeurde niet van de ene op de andere dag, maar vond plaats naar aanleiding van een historisch moment gedurende de Russische Revolutie van 1917. Op 8 maart 1917 (23 februari volgens de oude Juliaanse kalender) brak er een massale staking uit in Sint-Petersburg, voornamelijk geleid door vrouwen. De vrouwen werkten in fabrieken waar de omstandigheden verschrikkelijk waren, en het land was door de oorlog in een diepe crisis beland. Ze waren wanhopig door voedseltekorten en slechte leefomstandigheden en op die dag gingen duizenden vrouwen de straat op om te protesteren. Ze eisten ‘brood en vrede’ en riepen op tot het beĆ«indigen van de oorlog. Dit was het beginpunt van de Februarirevolutie, die uiteindelijk de val van de tsaar en de opkomst van de Russische Revolutie in gang zette. De stakingen van vrouwen in 1917 worden vaak beschouwd als het symbolische begin van de Russische Revolutie en het laat de cruciale rol zien die vrouwen speelden in de politieke veranderingen van die tijd. 

De impact van deze gebeurtenis was enorm. De vrouwen die op 8 maart 1917 de straten van Sint-Petersburg vulden, bewezen aan de wereld dat vrouwen een centrale rol konden spelen in politieke verandering. Dit moment werd later een symbool voor de strijd van vrouwen voor sociale en politieke verandering. Het was een krachtige herinnering aan de macht die vrouwen kunnen ontketenen als ze zich verenigden. Na deze gebeurtenis werd 8 maart wereldwijd erkend als de dag waarop de kracht van de vrouwenbeweging zichtbaar werd. In de jaren daarna werd deze datum een officiƫle feestdag in de Sovjet-Unie en andere socialistische landen. Het werd een dag van nationale betekenis, waarop de prestaties van vrouwen in de revolutie werden gevierd en hun rechten werden geƫerd.

Van socialistische dag tot wereldwijde erkenning

Hoewel de viering van Internationale Vrouwendag in socialistische landen doorging, bleef de dag in veel westerse landen relatief onbekend. Pas in de jaren ā€˜60 en ā€˜70, tijdens de tweede feministische golf, werd de dag weer populair. De strijd voor vrouwenrechten, waaronder gelijke beloning, reproductieve rechten en het recht op zelfbeschikking, kreeg meer aandacht. De wereld veranderde en de vrouwenbeweging won aan kracht. In 1975, erkend als het Internationale Jaar van de Vrouw, begon de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties 8 maart uit te roepen tot Internationale Vrouwendag. Drie jaar later, in 1978, werd de dag officieel uitgeroepen tot een feestdag door de Verenigde Naties, wat leidde tot wereldwijde vieringen en erkenning van de dag als symbool van de strijd voor gendergelijkheid.

Het hedendaagse belang van Internationale Vrouwendag

Vandaag de dag blijft Internationale Vrouwendag een cruciaal moment om stil te staan bij de vooruitgang die is geboekt, maar vooral ook bij de uitdagingen die er nog zijn. Hoewel vrouwen in vele delen van de wereld stemrecht en wettelijke gelijkheid hebben verworven, blijven structurele ongelijkheden, zoals de loonkloof, gendergerelateerd geweld en beperkte toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, hardnekkige problemen. Wereldwijd worden vrouwen nog steeds onevenredig zwaar getroffen door armoede en conflicten, en in sommige landen worden hun rechten zelfs teruggedraaid. Daarom is Internationale Vrouwendag een essentieel moment om het bewustzijn te vergroten en actie te eisen.

De focus van de vrouwenbeweging is in de loop der tijd veranderd. Waar de strijd in het begin van de twintigste eeuw vooral gericht was op stemrecht en arbeidsrechten, verschoof deze in de jaren ā€˜60 en ā€˜70 naar zelfbeschikking en reproductieve rechten. Tegenwoordig ligt de focus op intersectionele kwesties zoals economische onafhankelijkheid, vertegenwoordiging in besluitvormende posities en de strijd tegen gendergerelateerd geweld. De beweging roept op tot structurele veranderingen om systemische ongelijkheid tegen te gaan: van het doorbreken van het ‘glazen plafond’ tot het erkennen en waarderen van onbetaald zorgwerk. Daarnaast blijven thema’s als een veilige werkomgeving; het bestrijden van seksuele intimidatie; en het bereiken van gelijke kansen voor vrouwen in STEM-sectoren (wetenschap, technologie, techniek en wiskunde), belangrijke agendapunten.

Daarnaast wordt de Internationale Vrouwendag steeds vaker gebruikt als platform om het bewustzijn over de gevolgen van klimaatverandering voor vrouwen te vergroten, vooral in kwetsbare gemeenschappen. Vrouwen spelen een cruciale rol bij het behoud van natuurlijke hulpbronnen, maar worden ook onevenredig zwaar getroffen door milieuproblemen, zoals gedwongen migratie en het verlies van bestaansmiddelen. In veel gemeenschappen over de hele wereld staan vrouwen in de frontlinie van de klimaatverandering en dringen ze aan op duurzame oplossingen en milieubescherming. Door hen een stem en platform te geven, kan Internationale Vrouwendag bijdragen aan structurele veranderingen die niet alleen gendergelijkheid bevorderen, maar ook bredere sociale en ecologische uitdagingen aanpakken.

In 2025 zal Internationale Vrouwendag in het teken staan van het thema ‘Accelerate Action’. Dit thema benadrukt de urgentie van snellere en meer beslissende stappen in de richting van gendergelijkheid. Volgens het World Economic Forum duurt het in het huidige tempo tot 2158 – ongeveer vijf generaties – voordat volledige gendergelijkheid is bereikt. Het thema ‘Accelerate Action’ roept op tot intensievere inspanningen om systematische barriĆØres en vooroordelen aan te pakken waarmee vrouwen zowel in hun persoonlijke als professionele leven worden geconfronteerd. Een belangrijk aspect van dit onderwerp is het ondersteunen van organisaties die zich inzetten voor de verbetering van vrouwen en meisjes, met een oproep om tijdens alle evenementen rond Internationale Vrouwendag geld in te zamelen voor doelen waarbij vrouwen centraal staan. Door collectieve actie te ondernemen en deze organisaties te steunen, kunnen we de weg naar gendergelijkheid aanzienlijk versnellen.

Internationale Vrouwendag blijft dus hard nodig. Het is niet alleen een dag om de prestaties van vrouwen te vieren, maar ook een oproep tot actie om gendergelijkheid wereldwijd te realiseren. Alleen door collectieve inspanningen, beleidsveranderingen en maatschappelijke betrokkenheid kunnen we een toekomst creƫren waarin vrouwen en mannen gelijke kansen en rechten hebben. Overheden, bedrijven en individuen hebben hierin allemaal een rol te spelen. Bewustwording en het stimuleren van concrete acties, zoals investeringen in onderwijs voor meisjes, betere wetgeving tegen genderdiscriminatie en meer vrouwen in leidinggevende posities, zijn enkele van de stappen die nodig zijn om een werkelijk gelijkwaardige samenleving te verwezenlijken.

Foto: Ehimatalor Akhere Unuabona via Unsplash