De Europese centrale bank (ECB) heeft eind maart het Pandemic Emergency Purchase Programme (PEPP) geïntroduceerd met als doel de negatieve economische gevolgen van COVID-19 tegen te gaan. Het gaat om een serieuze 750 miljard euro. Het blijkt nu dat deze miljarden vooral naar aandeelhouders van olie-, tabaks- en luxebedrijven zijn gevloeid en niet naar het midden en klein bedrijf. Is het tijd voor meer democratische controle op onze centrale bank?
Het Europees Verdrag stelt primair het doel voor de ECB om prijsstabiliteit te behouden. Dit doet de ECB door naar een inflatiecijfer te streven van net onder de 2 procent. Als secundair doel heeft de ECB de taak om “the general economic policies in the Union with a view to contributing to the achievement of the objectives of the Union” te ondersteunen. Dit is vaag. De EU heeft veel doelen die met elkaar in conflict kunnen gaan. In het mandaat staat niet hoe hier een afweging tussen gemaakt moet worden. Er is dus ruimte voor interpretatie. Dit wordt ingevuld met erg politiek geladen beleid zoals bijvoorbeeld het PEPP. Echter is er geen politieke controle op dit beleid want de ECB is onafhankelijk. Moet hier verandering in komen?
Politiek theoreticus Jens van ’t Klooster beargumenteerd in zijn paper “The Ethics of Delegating Monetary Policy” van wel. Hij geeft aan dat de mate van onafhankelijkheid van een centrale bank bepaald moet worden door een afweging te maken tussen economische soevereiniteit en kwaliteit van monetair beleid. Het is aan de gekozen overheden om deze afweging te maken.
Legitimering van onafhankelijkheid toen
Vroeger – voor de economische crisis van 2008 – was de argumentatie voor onafhankelijkheid van de centrale bank nog te legitimeren volgens deze afweging. De ECB hield zich alleen bezig met prijsstabiliteit en de algemene consensus was dat elk land dit als doel moet hebben. Omdat hier weinig discussie over was, werd het delegeren van beleid op dit gebied naar de ECB niet gezien als een verlies aan economische soevereiniteit.
Daarbij komt dat men het erover eens was dat de kwaliteit van monetair beleid toenam door onafhankelijkheid van de ECB. Omdat het over zeer complexe zaken gaat zijn aansprakelijkheid en transparantie voor monetair beleid lastig. Doordat de ECB een mandaat heeft met duidelijke doelen kon het juridisch aansprakelijk gehouden worden. Onafhankelijkheid zou dus bijdragen aan aansprakelijkheid en transparantie. Hierbij komt dat de overtuiging heerste dat overheden een te korte termijn visie hebben en dat parlementsleden technische kennis over monetair beleid missen.
Voor de crisis was het dus duidelijk dat het verlies aan economische soevereiniteit amper was en de kwaliteit van het monetair beleid toenam. Onafhankelijkheid viel dus te legitimeren.
Legitimering vandaag?
Na de crisis is er echter veel veranderd, laat van ’t Klooster zien. De ECB is veel meer economische instrumenten gaan gebruiken. Het eerder genoemde PEPP is hier een tekenend voordeel van. Dit is onderdeel van ECB’s zogenaamde Corporate Securities Purchase Programme. Hier kopen centrale banken obligaties van bedrijven met als doel de economie te stimuleren. Dit gaat verder dan enkel het behouden van prijsstabiliteit wat het ECB als doel heeft boven andere zaken. Het is dus duidelijk dat er tegenwoordig een grotere inbreuk is op economische soevereiniteit dan voorheen.
Dit zou goed te praten kunnen zijn als de kwaliteit van het monetaire beleid toe zou nemen. Dit is niet het geval. Zo toont Van ’t Klooster dat bankiers bij de ECB morele en technische competenties missen. Doordat de ECB zich met steeds meer zaken bezig houd, moeten bankiers over meer technische en morele competenties beschikken. Hier is een tekort aan. Ook is transparantie en aansprakelijkheid ver te zoeken. Beslissingen worden in gesloten commissies gemaakt. Het juridisch mandaat is minder effectief gebleken als aansprakelijkheidsmiddel dan voorheen gedacht werd: verantwoording is nu vooral juridisch en de denkwijze achter bepaalde keuzes wordt niet uitgelegd. Kort gezegd, er wordt uitgelegd of het beleid mag, niet waarom het verstandig is.
Kritische geluiden
Het is dus duidelijk dat de onafhankelijkheid van de ECB niet meer te legitimeren is. Het is niet ten voordelen van de kwaliteit van monetair beleid en tegelijkertijd is er meer inbreuk op economische soevereiniteit. Het is dan ook niet gek dat begin mei het Duitse constitutioneel gerechtshof kritisch was op het ECB, die volgens het hof de Duitse wet schendt. Ook was recent de Nederlandse vaste Kamercommissie Financiën kritisch over ECB beleid (PEPP). Deze commissie stemde unaniem in om minister Wopke Hoekstra te verzoeken opheldering te geven over dit opkoopprogramma en zich in Europa in te zetten tegen deze praktijken. Hij gaf wel opheldering, maar weigerde hierover in discussie te gaan in Europa.
Hoe moet het anders
Van ’t Klooster doet drie voorstellen voor hervorming bij het ECB: (1) mandaten waarin duidelijker staat hoe afwegingen tussen verschillende doelen gemaakt moeten worden, (2) overheden moeten meer invloed krijgen op de instrumenten die de ECB gebruikt voor haar beleid en (3) meer diverse expertise bij de ECB bankiers. Een combinatie van deze drie hervormingen zou ECB een stuk democratischer maken. Het is inmiddels duidelijk dat dit broodnodig is.
Foto in header door Charlotte Venema op Unsplash