Op een zonnige, vroege zomermiddag ontmoette ik de substituut ombudsman en voormalig waarnemend burgemeester en senator Joyce Sylvester op een terras in het bosrijke Bussum. Haar rapportage over het herstel van het AOW-gat van ruim 30 duizend Surinaamse Nederlanders is pas gepubliceerd. Sylvester was door het kabinet gevraagd om voorzitter te worden van een Commissie van Wijzen die onderzoek moest doen naar de ongemakkelijke AOW-kwestie. Nederlanders van Surinaamse komaf die tussen 1957 en 1975 in Suriname woonden, worden gemiddeld tussen de 16 en 18 procent gekort op hun AOW-uitkering. De gedachte hierachter is dat alleen ingezetenen van Nederland recht hebben op de AOW. Dit wordt door veel Surinaamse Nederlanders als onrechtvaardig beschouwd, aangezien Suriname van 1954 tot 1975 de status van gelijkwaardig land, binnen het Koninkrijk der Nederlanden, had. Sylvester vertelt naarstig dat haar commissie heeft geoordeeld dat de overheid geen wettelijke plicht heeft om de gedupeerden te compenseren, doch is er een morele verplichting om de groep te vereffenen. Het advies aan minister Koolmees is om de groep tegemoet te komen en de ‘Surinaamse’ jaren mee te rekenen in de AOW opbouw. Voor degenen die allang met pensioen zijn is een eenmalig belastingvrij bedrag passend. De commissie wijst op de onverbrekelijke band tussen Nederland en Suriname. De gedeelde historie, tradities en waarden kunnen niet worden ontkend. Ik observeer kalm hoe Sylvester gepassioneerd en ongeveinsd vertelt over haar bevindingen en werkzaamheden. Die authenticiteit en toewijding komt tevens nadrukkelijk naar voren in haar pas verschenen autobiografie; ‘Bent Ú de Burgemeester?’, een autobiografie van een pionier.
“Als meisje droomde ik van een huis in het bos. Het had verschillende verdiepingen, zodat mijn ouders en zussen er konden logeren. Ook was er een hond. We waren veel buiten en leefde met de seizoenen. Daar, tussen de bomen, was ik gelukkig” (Sylvester, 2021). Met deze zinnen begint Sylvester haar boek. Ik merk op dat die droom werkelijkheid is geworden. Sylvester woont immers met haar gezin en hond in een prachtig huis verscholen in het bos. “Ja Dayant, ik heb in mijn leven hard moeten werken. Mijn leven ging niet altijd over rozen. Ik ben tegenslagen op mijn pad tegengekomen, maar heb deze overwonnen. Ik geloof oprecht dat die diepe dalen me hebben gevormd tot de vrouw wie ik nu ben. Ik heb lering willen trekken uit de minder leuke gebeurtenissen en geprobeerd om steeds weer veerkrachtig te zijn.”
Sylvester raakte in 1992 betrokken bij een treinongeluk. De intercity waarmee Sylvester reisde ontspoorde bij Hoofddorp. Sylvester raakte zwaar gewond en herstelde in het VU medisch centrum te Amsterdam. Het was een buitengewoon zware periode voor haar, op zowel fysiek als mentaal vlak. Desondanks zat Sylvester niet bij de pakken neer en deed er alles aan om haar leven terug op de rails te krijgen. Vol trots en met veel toewijding begon ze in die periode te werken op de afdeling Financieel-Economische Zaken, Beleidsadvisering en Control van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Stapvoets verbeterde haar situatie, en ze bevond zich al dan niet bewust aan het begin van een indrukwekkende carrière. Sylvester toonde daadwerkelijk veerkracht.
Joyce Sylvester werd geboren op 19 september 1965 in Amsterdam. Het was een bijzondere periode in de contemporaine geschiedenis. Een tijd van protesten in de Verenigde Staten; Afro-Amerikanen streden voor burgerrechten, vrouwen streefden naar meer emancipatie en jongeren demonstreerden tegen de oorlog in Vietnam. Sylvester beschrijft in haar boek hoe haar ouders via een zwart-wit televisie op hun zolderkamertje in Amsterdam de beelden bekeken. De ouders van Sylvester hebben begin jaren 60 Suriname verlaten, en zijn naar Nederland verhuisd voor hun studies; vader studeerde in Amsterdam aan de technische school en moeder werd in Delft opgeleid tot verpleegkundige. Ze leerden elkaar per toeval kennen in Amsterdam, raakten verliefd en trouwden. Sylvester vertelt: “Het was voor mijn ouders niet altijd even makkelijk. Je moet je voorstellen dat in de begin jaren 60 er nog niet veel gekleurde mensen in Nederland woonden. Mensen keken mijn ouders soms verbaasd aan. Het is ook deels onwetendheid. Mijn moeder werd soms door patiënten belaagd vanwege haar huidskleur. Na zo’n gebeurtenis sloot ze zich op in haar kamer en deed keihard muziek aan; o.a. liedjes van Rob de Nijs en Wim Sonneveld. Door muziek bleef ze op de been. Ik heb van mijn ouders geleerd om doorzettingsvermogen te tonen, vooral wanneer het moeilijk wordt. Ik ben niet minder of meer dan een ander, ik mag meedoen, ik mag er zijn, mijn stem dient gehoord te worden; allemaal wijze lessen die mijn ouders me hebben meegegeven.”
“Ik was een vrolijk en nieuwsgierig kind. Ik wilde graag weten wat er zich buiten afspeelde. Ik wilde de wereld ontdekken. Ik deed het goed op school, las ontzettend veel boeken en de docenten vonden me een prettige leerling. Mijn ouders hadden het niet breed, maar ik en mijn zusjes hadden niet het gevoel dat we iets tekort kwamen. Op zondagen sliepen we meestal uit en na heerlijke broodjes ei, makreel en sardien te hebben verorberd, vertrokken we naar voetbalclub Real Sranang; een Surinaamse voetbalvereniging waar o.a. mijn vader en de vaders van Ruud Gullit en Frank Rijkaard voetbalden. Real Sranang vormde de bakermat van het Surinaams voetbal in Nederland; de club heeft veel soepele, talentvolle spelers voortgebracht. Real Sranang was dé plek waar Surinamers samen kwamen om te voetballen, te eten en te feesten. Tot diep in de nacht werd gedanst op de klanken van Lieve Hugo, The Funmasters en Ewald Krolis & The Caribbean Combo. Helaas werd ik hier ook bewust van racisme en discriminatie. Het eerste team van Real Sranang was sterk en won daardoor veel wedstrijden, helaas kon niet iedereen dit waarderen; Er werden vanuit het publiek bananen op het veld gegooid, ook klonken leuzen als “Nikkertjes!” en “Rot op naar jullie apenland”! Dit soort gebeurtenissen maakten me angstig en onzeker. Mijn ouders leerden me om altijd op mijn hoede te zijn, ik moest bij mezelf blijven en mijn eigen koers varen, maar mijn ouders stimuleerden me ook om er wat van te zeggen; discriminatie en racisme mocht je niet zomaar voorbij laten gaan.”
“Wie dachten er dan nog meer zo over ons? En als mensen aardig deden, was dat dan wel oprecht? Of vonden zij stiekem ook dat wij apen waren? Mijn ouders vertelden dat discriminatie het probleem van de ander was. Wij waren niet bezig met onze huidskleur, maar met vooruitkomen. Tja, dacht ik. Dat kon wel zo zijn, maar het voelde toch niet goed. Wie kon ik vertrouwen? Was het niet beter om alleen met mensen om te gaan die er net zo uitzagen als wij?” (Sylvester, 2021)
In de 6e klas werd het Sylvester wederom duidelijk dat ze als gekleurd meisje geen 100% maar 200% moet geven. Ondanks de hoge cito score van 86% werd Sylvester geadviseerd om het lager huishoud- en nijverheidsonderwijs te volgen. Ook tegenwoordig krijgen niet-westerse jongeren ondanks hun capaciteiten een lager schooladvies. “Helaas speelt dit probleem inderdaad nog steeds Dayant. In het onderwijs moeten de beelden worden bijgesteld, we moeten elkaar de ruimte gunnen om elkaar te verwonderen, we moeten proberen om minder in hokjes en stereotyperingen te denken. We zijn snel geneigd om oordelen over mensen te vellen. Ik hecht daarom veel waarde aan voorbeeldfiguren, boegbeelden die kunnen inspireren en die durven om de eerste stap te zetten. We hebben moedige mensen nodig die kunnen motiveren , en die er uiteindelijk voor kunnen zorgen dat het helemaal niet zo’n gek idee is dat een bij voorbeeld een zwarte vrouw’ minister is. Het gaat om gelijke kansen voor iedereen, niet de plek waar je wieg heeft gestaan dient je toekomst te bepalen. Of je nu uit de regio komt of uit de stad, jong of oud bent, valide minder valide, homo of hetero bent en ga zo maar door. Ieder mens zou in staat gesteld moeten worden om zijn of haar talenten te kunnen ontplooien in de samenleving.”
Uiteindelijk lukte het Sylvester, na enig aandringen, om toch toegelaten te worden op het vwo. Na haar middelbare school studeerde ze af in zowel politicologie als communicatiewetenschappen. In 2000 promoveerde ze in de staats- en bestuursrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Sylvester schopte het tot lid van De Eerste Kamer der Staten-Generaal namens de PvdA (2003-2015), en werd waarnemend burgemeester van de gemeenten Anna Paulowna en Naarden; Sylvester werd in Nederland de eerste zwarte vrouw die deze functie bekleedde. Tegenwoordig is ze de substituut ombudsman. “In mijn huidige functie zie ik dagelijks hoe belangrijk het is dat burgers vertrouwen hebben in instituties. Ook hoort er bijvoorbeeld vertrouwen te zijn in de school, die een advies uitbrengt. Het hebben van vertrouwen in de overheid is essentieel. Vertrouwen vormt het fundament van een goed werkende samenleving en is de basis voor onze democratische rechtstaat waarin wij dagelijks in vrijheid kunnen leven, maar dit vertrouwen is ook uiterst kwetsbaar. Om vertrouwen te creëren dienen de overheidsinstanties transparant te zijn, en goede toegankelijkheid tot informatie is hiervoor cruciaal.”
Het verhaal van Joyce Sylvester is een succesverhaal, een verhaal omtrent het overwinnen van obstakels en het vechten tegen vooroordelen. Sylvester heeft vaak moeten balanceren; waarden leken soms tegenstrijdig. Het was uiteindelijk een zoektocht naar haar identiteit, of beter gezegd ‘ware zelf’. Het vinden van die identiteit biedt rust en stabiliteit. In mijn optiek is haar verhaal geen klaagzang; Ze kruipt niet in de slachtofferrol, maar laat voortdurend zien dat de aanhouder altijd wint.
Dayant Ramkalup interviewde Joyce Silvester voor DEBAT Magazine. Dayant is een student aan de Universiteit Leiden met een grote interesse in politieke actualiteiten en Amerikaanse en Latijns-Amerikaanse politieke en historische aspecten. Eerder interviewde hij Sigrid Kaag, Pete Hoekstra en Hans Moison.