Het belang van de vrijheid van meningsuiting in tijden van terrorisme

0
2

Artikel 7 van de Nederlandse Grondwet, het recht op vrijheid van meningsuiting, is niet alleen verankerd in de Grondwet, maar ook in internationale verdragen wordt het artikel erkend. Bij de opkomst van het terrorisme en het bestrijden ervan, worden er beslissingen genomen waardoor enkele grondrechten beperkt kunnen óf beperkt worden. Het gaat hier dan niet om een wettelijke beperking van de vrije meningsuiting, maar om een morele beperking van die vrije meningsuiting. Hiermee wordt bedoeld dat de vrije meningsuiting niet door de wet wordt beperkt, maar door de algemene norm die in de samenleving heerst.  Het rechterlijk systeem wordt steeds strenger en de grenzen van de vrijheid van meningsuiting steeds vager. Het is hedendaags bijna onmogelijk om een eigen afwijkende mening te ontwikkelen zonder dat deze opvattingen door een politiek correcte filter worden gehaald. Maar wat is de noodzaak van de vrijheid van meningsuiting in de Nederlandse democratie?

Ten eerste is vrijheid van expressie essentieel in een democratische rechtsstaat, omdat alleen door middel van vrije meningsuiting discussies over belangrijke onderwerpen, zoals bijvoorbeeld terrorisme, discriminatie, racisme, populisme en politiek besproken kunnen worden. De kans op sociale veranderingen wordt door kritiek groter, omdat door kritiek discussies op gang komen, misstanden aan de kaak worden gesteld en oplossingen gevonden kunnen worden. Kortom: vrije meningsuiting zorgt voor de mogelijkheid om kritiek te kunnen uiten en de status quo te betwisten.

Ten tweede is de vrijheid van meningsuiting nodig voor de ontwikkeling van de wetenschap, voor de ontwikkeling van religie en voor de ontwikkeling van cultuur. Dit is dus een utilitaire legitimatie van de vrije meningsuiting. Hiermee wordt bedoeld dat het dienend is voor het algemeen nut: het heeft ons ontzettend veel goeds gebracht. Er wordt nu bijvoorbeeld anders gekeken naar homoseksualiteit, ofwel de LHBT gemeenschap; vroeger werd gedacht dat zij ziek waren, maar tegenwoordig is er over het algemeen acceptatie van deze gemeenschap. Dit heeft onder andere te maken doordat er de vrije meningsuiting is en mensen voor hun rechten kunnen opkomen door hun stem te laten horen.

Bovendien is het artikel van vrijheid van meningsuiting een fundament voor een democratische samenleving. Iedere Nederlander beschikt over actief en passief kiesrecht en heeft dus het recht om de volksvertegenwoordiging te kiezen. In een democratische rechtsstaat wordt het kiesrecht gezien als het fundament. Het kiesrecht is samen met andere mensenrechtelijke normen zoals vrijheid van meningsuiting verbonden, aangezien mensen hun mening kunnen uiten door te stemmen. In Artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) wordt deze verbinding tussen kiesrecht en vrije meningsuiting ook gelegd.

Verder is de vrijheid van expressie ook een waarde die verbonden is met de democratie als regeringsvorm. De democratische rechtsstaat is namelijk gebaseerd op het principe van kritiek. Rechtsgeleerde Paul Cliteur stelt dat een regering bijvoorbeeld niet bekritiseerd kan worden zonder de vrijheid van kritiek. Bovendien moet de mogelijkheid bestaan om verschillende ideeën en theorieën te uiten met als gevolg stevige kritiek op de staat. Karl Popper (1902-1994) was een van de belangrijkste Europese intellectuelen, hij was, als het aankomt op democratie, rechtsstaat en vrijheid van expressie, een van de grootste reputaties heeft als filosoof uit de twintigste eeuw. In zijn boek The Open Society and its Enemies (1945) verdedigt hij de noodzaak van kritiek in een democratische rechtsstaat.

Niet alleen Popper maar ook de Engelse filosoof en econoom John Stuart Mill (1806-1873) schreef veel over vrijheid en legde nadruk op de noodzaak van kritiek in een samenleving. In zijn beroemde werk On Liberty introduceert Mill het begrip het ‘schadebeginsel’. Dit houdt in dat iemands vrijheid alleen beperkt mag worden wanneer hij of zij anderen fysiek schade toebrengt. Mill pleitte dus voor een zo groot mogelijke vrije meningsuiting, zolang er geen sprake is van fysiek geweld. Mentaal leed werd door Mill gezien als een te grote beperking op de vrije meningsuiting.

Echter worden er door de Nederlandse wetgeving wel mentale schadebeginselen toegepast, namelijk belediging en smaad. Dit is belangrijk om te benoemen, omdat hieruit blijkt dat de vrije meningsuiting in wetten wordt beperkt. Door mentale schadebeginselen toe te passen als beperking op de vrijheid van expressie, krijgt vrijheid een andere betekenis. De vrijheid van meningsuiting maakt een groot deel uit van het democratische ideaal. Door het verkleinen van de vrijheid van expressie zal dit leiden tot een verkleining van het democratisch gehalte in de Nederlandse samenleving. ”Echte” tolerantie en vrijheid in de Nederlandse samenleving kan pas worden bereikt wanneer alle meningen worden geaccepteerd, ook als men het er niet mee eens is. Zoals de Amerikaanse schrijfster en taalkundige Helen Keller ooit schreef: ‘The highest result of education is tolerance’.

De noodzaak van de vrije meningsuiting is reeds vastgesteld, maar op welke wijze wordt dit recht door het terrorisme bedreigd? Momenteel kan worden gesteld dat de vrije meningsuiting in gevaar is door onder andere de vele terroristische aanslagen die de afgelopen jaren zijn gepleegd. Het terrorisme is niet alleen een aanval op de mensheid, maar ook op het vrije woord.

De aanslag op Charlie Hebdo op 7 januari 2015, vormt hét bewijs dat de vrijheid van expressie in gevaar is. Stéphane Charbonnier (1967-2015), ook bekend als Charb, was de hoofdredacteur van het satirische Franse blad en hij kwam met anderen om het leven toen hij werd doodgeschoten door de Kouachi broers. De reacties waren ontzettend tegenstrijdig. Vrijwel iedereen vond het ‘verschrikkelijk’ en ‘angstaanjagend’ wat er gebeurd was, maar vervolgens kwamen reacties zoals: ‘Het blad maakte misbruik van vrijheid van meningsuiting’ of ‘deed aan zinloos kwetsen’ of ‘was op het bot beledigend’. Was het niet gewoon hun eigen schuld?

Verder wordt de vrije meningsuiting ook getemperd doordat we in tijden leven van terreur, angst en crisis waar polarisatie plaatsvindt en er een wij-tegen-zij gevoel wordt gecreëerd onder de bevolking. Critici zijn in deze periode voorzichtiger met wat men aan het publiek verkondigt. Journalisten hebben te maken met een beperking van de vrijheid van meningsuiting in tijden van terreur. Controversiële uitspraken worden minder snel gedaan waardoor problemen in de doofpot verdwijnen en discussies worden vermeden. Hierdoor worden conversaties over noodzakelijke onderwerpen niet gevoerd.

Kortom, de vrijheid van meningsuiting is essentieel in tijden van terrorisme. Echter zien we een trend ontstaan: er wordt liever de werkelijkheid ontkend dan hem onder ogen gezien. Maar de strijd van het terrorisme kan alleen maar worden gewonnen wanneer de juiste diagnose wordt gesteld en het probleem durft te worden benoemd in zijn gehele omvang. Dit is alleen succesvol wanneer kritiek ook daadwerkelijk mogelijk is. Als kritiek wordt vermeden ziet het er droevig uit voor de wereld; debatten komen niet meer op gang. En zoals Mill schreef: ‘Zonder debat wordt elke mening, hoe waar ze ook is, beroofd van zijn vitale betekenis voor het karakter en het gedrag van mensen.’


Foto door: Jean Baptiste Roux