Op 9 december 2019 schreef The Guardian-columnist John Harris dat de Conservatieven van Boris Johnson zich zorgen zouden moeten maken, ook als ze de verkiezingen van 12 december zouden winnen. Hij waarschuwde voor een pyrrusoverwinning, een overwinning die door de extreme inspanning meer zou kosten dan dat hij oplevert. De eeuwige socialistische droom: ooit zullen de arbeiders opstaan (en Labour aan een overwinning helpen). De wens bleek in dit geval de vader van de gedachte. Johnson behaalde een klinkende overwinning, 365 van de 650 zetels, en hij heeft nu de mogelijkheid om zijn brexit plannen in sneltreinvaart door het parlement te loodsen. Labour blijft voorlopig aan de zijlijn staan en moet snel op zoek naar een nieuwe koers en een nieuwe leider.
Dat de conservatieven zoān enorme overwinning konden behalen, het beste resultaat sinds 1987, kan mede worden toegeschreven aan het karige verhaal en het leiderschap van Labour. De vergelijking met de verkiezingen van 1987 gaan daarmee verder dan alleen de grootte van de overwinning, ook het huidige leiderschap kent gelijkenissen met de partijleiders van toen. De strijd ging in 1987 tussen Margaret Thatcher, van de conservatieven, en Neil Kinnock, van Labour. Thatcher stond bekend om haar neoliberale beleid en flamboyante karakter. Kinnock was een uiterst linkse politicus en een uitgesproken pacifist.
De conservatieven kwamen met een aansprekend verhaal, de economie liep op volle toeren en met Thatcher was er een leider die veel Britten deed terugdenken aan een tijd waarin het land nog van groot belang was op het wereldtoneel. Labour deed zijn best om de extreem linkse kant van Kinnock wat af te vlakken in een tijd waarin het socialisme er globaal niet zo best op stond. De gelijkenissen met Johnson en Corbyn zijn treffend. De uitgesproken Johnson heeft een duidelijk verhaal, terug te voeren naar Ć©Ć©n slagzin: āGet brexit Done!ā. Corbyn is de ietwat kille, weinig aansprekende socialist die weliswaar uitgesproken ideeĆ«n heeft over de zorg en het milieu, maar bij deze verkiezingen faalde in het belangrijkste onderwerp: de brexit. Kinnock bleef nog vijf jaar aan, die kans lijkt Corbyn niet gegeven.
Dat Labour met een karig verhaal kwam is dus niet helemaal juist. Er waren uitgebreide plannen om achterstallig onderhoud in de zorg aan te pakken, het minimumloon te verhogen en de post- en spoorwegbedrijven weer te nationaliseren. Het waren typische Labour plannen, die in normale tijden wellicht goed genoeg zijn voor een overwinning. Het zijn echter al langer geen normale tijden in Groot-Brittanniƫ, de brexit heeft het politieke landschap op zijn kop gezet. En juist op dat thema moest Corbyn deze campagne wedden op twee paarden: de traditionele Labour kiezer in het noorden was pro-brexit, de hoger opgeleiden stemmers in de steden anti-brexit. Kiezen voor de ene groep betekende het verlies van de ander. Met zijn keuze voor een tweede referendum poogde hij neutraal te blijven in deze richtingenstrijd, maar door zijn eigen gestuntel liep deze keuze al snel uit op een deceptie.
Toen Corbyn gevraagd werd hoe zijn campagne er bij zoān nieuw brexit referendum uit zou zien, kwam hij met een politiek gezien nietszeggend antwoord: hij zou neutraal blijven. Een cruciale fout in een sterk gepolariseerd land. Een partij die over het belangrijkste onderwerp geen mening heeft is gedoemd te verliezen. Ongetwijfeld heeft Corbyn zich deze campagne vanbinnen opgevreten. Hij heeft zich, sinds hij in 1983 in het parlement kwam, altijd zeer kritisch uitgelaten over de EU en de EEG. Hij was tot het referendum in 2016 zeer uitgesproken over de relaties met het vasteland. Deze campagne moest hij daar van af stappen en zag hij hoe traditionele Labour districten in het noorden en westen door de conservatieven gewonnen werden.
Na de teleurstellende uitslag werd verwacht dat Corbyn direct op zou stappen, maar dat liet hij na. Daags na de verkiezingen sprak hij zich in een videoboodschap uit tegen Boris Johnson en beweerde hij dat āonze tijd nog zal komenā. De vraag is wanneer het besef indaalt dat de socialistische koers die zijn partij sinds 2015 voert gefaald heeft. Inmiddels heeft hij aangegeven op te stappen als er een nieuwe leider gekozen is. De belangrijkste vraag is hoeveel invloed hij uit gaat oefenen op de signatuur van deze nieuwe leider. Veel prominenten in de partij vinden dat er weer politiek vanuit het midden gevoerd moet worden, zoals in de succesvolle periodes met Tony Blair aan het roer.
Zo treurig als de sfeer was bij Labour, zo opgewonden was de stemming bij Johnson en zijn partijgenoten. Een merkwaarde transformatie van de crisisstemming die er een aantal maanden geleden nog heerste. Dat John Harris een zware campagne voorspelde voor de conservatieven is niet helemaal uit de lucht gegrepen. Johnson en zijn voorganger May kregen hun brexit-voorstellen maar niet door het parlement de afgelopen jaren, vaak ook vanwege eigen dwarsliggende parlementsleden. Nigel Farage, die de afgelopen jaren zijn politieke utopie steeds weer vertraging op zag lopen, haalde met zijn brexit-partij een overwinning bij de afgelopen Europese verkiezingen en was de uitgesproken man om te profiteren van de politieke vermoeidheid bij de Britse bevolking. Hij besloot echter zich terug te trekken uit de districten waar de conservatieven leken te gaan winnen en Johnson kreeg het voor elkaar om zijn partij op Ć©Ć©n lijn te krijgen. De peilingen schoten omhoog in zijn voordeel en de verkiezingen winnen was een simpele formaliteit.
De komende vijf jaar zal Labour een nieuw beleid moeten uitstippelen en zullen ze het thema brexit achter zich moeten laten. Een nieuwgekozen leider zou er goed aan doen de geest van Corbyn zo snel mogelijk uit de partij te halen, zoals men dat ook deed na het vertrek van Kinnock. Het succes van Blair kan als leidraad dienen voor de toekomst; politiek vanuit het midden kan wellicht tegenwicht bieden tegen Johnson, die zich voorlopig echter nergens zorgen om hoeft te maken.